CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU.
A
Controlelampje automatisch
grootlicht
Raadpleeg de paragraaf "Verlichting en sig-
nalen" in hoofdstuk 1.
c
Controlelampje richtingaanwij-
zers links
b
Controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
(2/5)
Ä
Waarschuwingslampje luchtver-
ontreiniging
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na het starten van de
motor.
– Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
– als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
Raadpleeg de paragraaf "Tips voor onder-
houd en minder luchtverontreiniging" in
hoofdstuk 2.
M
Waarschuwingslampje brand-
stofpeil
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact en dooft na enkele seconden. Als
het gaat branden tijdens het rijden met een
geluidssignaal: ga zo snel mogelijk tanken.
}
Waarschuwingslampje hand-
rem of automatische parkeer-
rem vastgezet
Raadpleeg
paragraaf
"Handrem"
"Automatische parkeerrem" in hoofdstuk 2.
ß
Waarschuwingslampje vergeten
autogordel van de bestuurder
en, afhankelijk van de auto, van de voor-
passagier.
Het licht op het instrumentenpaneel op bij
het aanzetten van het contact en daarna,
als de gordel van de bestuurder of passa-
gier voorin (als de stoel bezet is) niet vast-
gemaakt is en de auto ongeveer 20 km/uur
bereikt, knippert het en een geluidssignaal
klinkt gedurende ongeveer 120 secondes.
N.B.: een voorwerp op de zitting van de pas-
sagiersstoel kan het waarschuwingslampje
inschakelen.
É
Controlelampje voorverwar-
ming (dieselmotor)
Met contact aan licht het op. Het geeft aan
dat voorverwarmingsstiften werken. Het
dooft als de voorverwarming klaar is. De
motor kan starten.
of
1.55