Fig. 52
VS 1205, VS 1605, VS 1805, VS 2005 10.16
De terminal (1) bevindt zich op de trekker en is via de aansluitkabel
(7) verbonden met de boordcomputer (2) van de machine.
Alle vereiste functies voor het bedienen van de mestverspreider en
voor het uitvoeren van transportritten worden via de toetsen (8) van
de terminal bediend. De symbolen op de toetsen geven de
uitvoerbare functies aan.
Na het indrukken van een toets stuurt de boordcomputer het
desbetreffende magneetventiel aan het elektrohydraulische
stuurblok (9) voor het uitvoeren van de geselecteerde functies aan.
Afzonderlijke sensoren (3) stellen hierbij de desbetreffende
bedrijfstoestand van de geselecteerde functie/instelling vast, bijv.
"Stuuras geblokkeerd – gedeblokkeerd". De bedrijfstoestanden
worden grafisch weergegeven op het display (10).
De mestverspreider wordt bediend via de terminal Field-Operator 300.
Het in- en uitschakelen van de bediening vindt automatisch plaats bij
het inschakelen van de trekkerontsteking. Bij langere stilstand van de
machine moet u bovendien de mobiele trekkeraansluitkabel (11) eruit
trekken.
(1) Display. Afhankelijk van de geselecteerde functies verschijnt er
een menu.
Functies van de toetsen:
(2) ESC
(3) Waarde verhogen/invoer wijzigen
(4) Waarde verlagen/invoer wijzigen
(5) Waarde/invoer opslaan
(6) Aanwijzer naar links bewegen
(7) Aanwijzer naar boven bewegen
(8) Aanwijzer naar beneden bewegen
(9) Aanwijzer naar rechts bewegen
(10) Startscherm oproepen
Bediening
99