7.2.3
Mechanisch-hydraulische gedwongen besturing aankoppelen
1. Bevestig de kogelkop (1) van de stuurstang
(2) op dezelfde hoogte en op een afstand
van 245±5 mm haaks ten opzichte van de
kogelkopkoppeling, de trekhaak of de
trekpen stevig aan uw trekker.
Ongelijkheid van de niveaus leidt tot
verschillende stuuruitslagen.
2. Koppel trekker en machine.
3. Koppel en borg de stuurstang met de
kogelkop aan de trekker.
Stel de stuurstang zo in dat de gever-
cilinder gelijkmatig ver wordt uitgeschoven
wanneer trekker en machine op één lijn
staan.
4. Sla de besturing van de trekker volledig uit.
5. Start voorzichtig tot de wielen van de
trekker de aanrijbeveiliging aanraken.
6. Controleer de afstand tussen
zwenkbereik (4) en as.
De zwenkbegrenzing mag niet tegen de as
slaan. De hydraulische cilinders van de
stuuras moeten bij volledige stuuruitslag
nog een restweg van min. 10 mm hebben.
7. U moet de aanrijbeveiligingen naar voren
verplaatsen wanneer de restweg van de
hydraulische cilinders van de stuuras
minder dan 10 mm bedraagt.
7.2.4
Elektrohydraulische gedwongen besturing aankoppelen
WAARSCHUWING
VS 1205, VS 1605, VS 1805, VS 2005 10.16
De trekschaal/het trekoog moet zo veel mogelijk zonder speling zijn
bevestigd op de verbindingsinrichting van de trekker om de
gedwongen besturing probleemloos te laten werken.
Fig. 79
8. Controleer alle vrije ruimten en mogelijke
Gevaar door ongecontroleerde bewegingen van de machine,
wanneer er geen mechanische verbinding van de trekker met
de gedwongen besturing bestaat en de stuuras(sen) vrij te
bewegen is/zijn (geen naloop-asbesturing)!
Laat de machine nooit met afgekoppelde gedwongen besturing
werken!
Koppel de gedwongen besturing uitsluitend
kogelkopkoppeling K50 (conform DIN 74058/ISO 1103)! Van
koppelingen in andere maten kan de kogelkom tijdens het rijden
losraken.
Machine aan- en afkoppelen
stuurhoeken op botsing.
aan een
149