10.
Schakel de aandrijving voor de schraapbodem uit, wanneer de machine leeg is gestrooid.
11.
Laat de kap over het strooimechanisme volledig zakken.
12.
Schakel de aftakas van de trekker uit.
13.
Schakel de olieomloop tussen trekker en machine uit.
14.
Schakel het ventielenblok, resp. bedieningspaneel uit.
8.2.2
2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme
1. Stel de strooischoepen in op de vereiste positie.
2. Stel de strooiklep en de strooischuif in.
3. Schakel de olieomloop tussen trekker en machine in (bedieningselement op het ventielenblok in
de stand "Omhoog" vastzetten; permanente werking voor constantverbruikers).
4. Schakel de aftakas van de trekker in.
5. Schakel het ventielenblok, resp. bedieningspaneel in.
6. Stel de vereiste voedingssnelheid voor de schraapbodem in.
7. Zet de steunpoot omhoog.
8. Breng de stuwschuif tot aan de vereiste stuwschuifopening omhoog.
9. Schakel de aandrijving voor de schraapbodem in.
10. Start wanneer genoeg te verspreiden product bij de strooiwalsen komt.
11. Houd tijdens het strooien de voorziene rijsnelheid van de trekker constant aan.
12. Laat de stuwschuif steeds weer enkele schaalwaarden verder zakken, zodra de bovenste
strooiwals te verspreiden product in de richting van de trekker werpt.
13. Schakel de aandrijving voor de schraapbodem op de kopakker uit.
14. Verhoog de snelheid voor de voeding van de schraapbodem en/of verklein de rijsnelheid van de
trekker wanneer bij het einde van de lediging een duidelijke vermindering van de
strooihoeveelheid te constateren valt.
Zo bereikt u een gelijkmatige lengteverdeling bij het einde van de lediging.
15. Schakel de aandrijving voor de schraapbodem uit, wanneer de machine leeg is gestrooid.
16. Laat de stuwschuif volledig zakken.
17. Schakel de aftakas van de trekker uit.
18. Schakel de olieomloop tussen trekker en machine uit.
19. Schakel het ventielenblok, resp. bedieningspaneel uit.
8.2.3
Maatregelen bij het aanspreken van de toerentalcontrole
Als de toerentalcontrole de voedingsbeweging van de schraapbodem stopt:
kunnen de strooiwalsen verstopt zijn door een ontoelaatbare ophoping van te verspreiden
product vóór de strooiwalsen, zodat de koppeling de aandrijfleiding naar de strooiwalsen
onderbreekt.
klinkt er een claxon en knippert tegelijkertijd het rode controlelampje resp. het symbool
"Schraapbodem stop" op het bedieningspaneel.
kunnen bij 2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme vreemde deeltjes de strooischijven
blokkeren, zodat de nokkenschakelkoppeling de aandrijfleiding naar de desbetreffende
strooischijf onderbreekt.
mag de voedingsrichting van de schraapbodem een korte tijd (max. 3 seconden) worden
omgekeerd.
VS 1205, VS 1605, VS 1805, VS 2005 10.16
Machine gebruiken
171