Inhoudsopgave
Advertenties
Machine in bedrijf stellen
6.7.1
Strooiklep instellen
De helling van de strooiklep (1) bepaalt het
aanvoerpunt waarbij het te verspreiden product
op de strooischijven (2) komt.
Om een gelijkmatige dwarsverdeling te bereiken
moet het aanvoerpunt op de strooischijven zo
ver mogelijk naar voren liggen.
Als het aanvoerpunt verder naar achteren wordt
verplaatst:
wordt de doorvoersnelheid verhoogd;
wordt de dwarsverdeling slechter.
Het instellen van de strooiklep moet aan beide
kanten gelijkmatig worden uitgevoerd om voor
beide strooischijven gelijke aanvoerpunten te
verkrijgen.
1. Draai de contramoer (3) van de stelbout (4)
los.
2. Wanneer u de stelmoer (5) zo verdraait dat
de afstandsmaat X tussen de aanslag (6)
en de verstelhoek (7):
kleiner wordt, dan verplaatst het
aanvoerpunt zich naar voren;
groter wordt, dan verplaatst het
aanvoerpunt zich naar achteren.
3. Draai de contramoer weer vast om de
strooiklep in de nieuwe positie te borgen.
6.7.2
Strooischuif instellen
De strooischuif (1) bevindt zich binnen de
strooiklep (2) boven de strooischijven (3).
De hoogte van de strooischuif kan ten opzichte
van de strooiklep worden versteld. De ingestelde
hoogte van de strooischuif bepaalt de hoogte
van de doorgang tussen de strooiklep en de
strooischijven.
Om een gelijkmatige dwarsverdeling te bereiken
moet de hoogte van de strooischuif zo laag
mogelijk worden ingesteld.
Als de hoogte van de doorgang tussen de
strooischuif en de strooischijven wordt vergroot:
wordt de doorvoersnelheid verhoogd;
wordt de dwarsverdeling slechter.
De verschillende hoogten van de
strooischuif/doorgang worden ingesteld door
verdraaien van de hoogteverstelling (4) en
steken van de fixeerpen (5) in een van de
boringen A-H van het verstelsegment.
136
Fig. 74
Fig. 75
VS 1205, VS 1605, VS 1805, VS 2005 10.16
Advertenties
Inhoudsopgave
