Verlichting en zicht
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag,
zonder deze door de weerstand te drukken. De
betreffende richtingaanwijzers knipperen drie keer.
Parkeerlichten
(Afhankelijk van de uitvoering)
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door het
inschakelen van de parkeerlichten aan de kant van
het verkeer.
► Binnen één minuut na het afzetten van het
contact moet u de lichtschakelaar omhoog of
omlaag zetten, afhankelijk van de zijde van het
verkeer (wanneer u rechts parkeert, moet u de
lichtschakelaar bijvoorbeeld omlaag zetten om de
verlichting links in te schakelen).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
geluidssignaal en gaat het controlelampje
van de betreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel branden.
► Zet de lichtschakelaar in de middelste stand om
de parkeerlichten uit te schakelen.
62
Hoogteverstelling van de
koplampen
Handmatige verstelling van de
koplampen
Stel de hoogte van de koplampen af op basis van
de belading van uw auto om verblinding van andere
weggebruikers te voorkomen.
0
(Basisinstelling)
Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
1
5 personen
2
5 personen + lading in de bagageruimte
3
Alleen bestuurder + lading in de
bagageruimte
4 5 6 Niet gebruikt
Deze informatie is alleen bedoeld als richtlijn.
Afhankelijk van de uitvoering zijn mogelijk
ongebruikte posities vereist.
Automatische verstelling
van de koplampen met Full
LED-technologie
Dit systeem past automatisch de hoogte van de
koplampen aan de lading van de auto aan.
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Het systeem zet de koplampen in de laagste stand.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Raak de koplampen met led- of Full
LED-technologie niet aan
- elektrocutiegevaar!
Automatische verlichting
Als de lichtschakelaar in de stand "AUTO" staat
en de regen- / zonnesensor weinig buitenlicht
detecteert, dan worden de kentekenplaatverlichting,
de parkeerlichten en het dimlicht automatisch
ingeschakeld, zonder dat de bestuurder iets hoeft
te doen. Ze kunnen ook gaan branden als er regen
wordt waargenomen; de ruitenwissers worden dan
ook automatisch ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving weer voldoende is of nadat de
ruitenwissers zijn gestopt.