Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Lane Positioning Assist - PEUGEOT 2008 Instructieboekje

Verberg thumbnails Zie ook voor 2008:
Inhoudsopgave

Advertenties

– Als de voorkant van de auto is aangepast
(bijvoorbeeld door de montage van verstralers of
het overspuiten van de voorbumper).
– Belemmering van de radar en/of camera.

Lane Positioning Assist

Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Het systeem herkent de rijstrookmarkeringen en
houdt de auto op de door de bestuurder gekozen
positie binnen de rijstrook.
Hiervoor gebruikt het systeem een camera die
boven aan de voorruit is geplaatst.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
hoofdwegen.
Werkingsvoorwaarden
– Adaptieve snelheidsregelaar actief.
– Rijstrook gemarkeerd met lijnen aan beide zijden.
– ESP in werkende staat.
– ASR-systeem ingeschakeld.
– Er wordt geen aanhanger gedetecteerd.
– Er wordt geen noodreservewiel gebruikt.
– De auto wordt niet blootgesteld aan een sterke
zijdelingse acceleratie.
– Richtingaanwijzers uit bij activering van het
systeem.
Inschakelen / uitschakelen
► Druk op deze toets met Adaptieve cruise control
met Stop&Go-functie ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door:
– Het groen branden van het controlelampje in de
toets.
– Het volgende symbool wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
De kleur van het symbool op het instrumentenpaneel
is afhankelijk van de werkingsstatus van het
systeem:
(grijs)
Er is aan een of meerdere
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem is
gepauzeerd.
(groen)
Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan;
het systeem is actief.
(oranje)
Storing in het systeem.
Als de bestuurder het systeem langere tijd niet wil
gebruiken, kan hij het systeem uitschakelen door
nogmaals op de toets te drukken.
Het controlelampje in de toets gaat uit en het
symbool op het instrumentenpaneel verdwijnt.
De status van het systeem wordt
opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Snelheidsregelaar
De bestuurder moet het stuurwiel goed vasthouden.
Als de snelheidsregelaar is geactiveerd, wordt het
symbool groen weergegeven: het systeem maakt
kleine stuurbewegingen om de auto in de door
de bestuurder gekozen positie op de rijstrook te
houden. Deze positie hoeft niet het midden van de
rijstrook te zijn.
U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door aan
het stuurwiel te draaien, waardoor de functie wordt
gepauzeerd. De bestuurder stuurt de auto naar
de gewenste positie op de rijstrook. Wanneer de
bestuurder vindt dat de auto een geschikte positie
heeft, behoudt hij deze totdat de functie opnieuw
wordt geactiveerd. Het systeem neemt de controle
weer over door regulering vanuit de nieuwe positie.
Rijden
6
127

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

208

Inhoudsopgave