Bijzonderheden
Om stand N over te slaan (snel van D naar R gaan
en weer terug):
► In stand R duwt u naar achteren tot voorbij het
weerstandspunt om stand D te selecteren.
► In stand D duwt u naar voren tot voorbij het
weerstandspunt om stand R te selecteren.
► Om terug te keren naar stand N duwt u zonder
het weerstandspunt te passeren.
Regeneratief remmen
Met de Brake-functie en bij gas loslaten.
De Brake-functie bootst het afremmen op de
motor na en laat de auto afremmen zonder dat de
bestuurder het rempedaal hoeft in te trappen. De
auto remt sneller af als de bestuurder het gaspedaal
loslaat.
De energie die wordt teruggewonnen wanneer het
gaspedaal wordt losgelaten, wordt dan gebruikt om
de tractiebatterij bij te laden, waardoor de actieradius
van de auto toeneemt.
De auto remt af, maar de remlichten gaan
niet branden.
► Beweeg de hendel vanuit stand D/B naar
achteren om de functie in of uit te schakelen.
D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door
B.
De status van het systeem wordt niet opgeslagen bij
het uitzetten van het contact.
In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een volledig opgeladen tractiebatterij of
extreme temperaturen) kan de mate van
regeneratief remmen tijdelijk worden beperkt
waardoor de auto minder sterk afremt.
De bestuurder moet goed op het verkeer letten
en waar nodig altijd onmiddellijk het rempedaal
kunnen intrappen.
Met het rempedaal
Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt, wint het
intelligente remsysteem automatisch een deel van
de energie terug, die vervolgens wordt gebruikt om
de tractiebatterij op te laden.
Deze energieterugwinning zorgt ook dat de
remblokken minder worden gebruikt en dus de
slijtage wordt beperkt.
Het intrappen van het rempedaal kan
anders aanvoelen dan bij een auto zonder
regeneratief remsysteem.
Rijstanden
Welke rijstanden beschikbaar zijn is afhankelijk van
de motor en uitvoering van de auto.
De rijstanden kunnen met de volgende schakelaar
worden geselecteerd:
► Druk op de schakelaar om de standen op het
instrumentenpaneel weer te geven en, afhankelijk
van de uitvoering, op het scherm bij uitvoeringen
met de PEUGEOT Connect Nav.
Bij een elektromotor kan er bij het starten van de
auto geen stand worden geselecteerd zolang het
controlelampje READY brandt.
Wanneer de melding verdwijnt, is de geselecteerde
stand geactiveerd en wordt deze op het
instrumentenpaneel weergegeven (behalve bij de
stand Normaal).
Met het Advanced Grip Control-systeem zijn er
aanvullende rijstanden beschikbaar.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over Advanced Grip Control.
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt
standaard de rijstand Normaal geselecteerd.
Normaal
Hiermee worden de standaardinstellingen hersteld.
Rijden
6
109