PEUGEOT Connect Radio
Houd
de toets op het stuurwiel ingedrukt.
Druk op "Gesprekkenlijst".
Selecteer het gewenste contact in de getoonde lijst.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon
bellen. Zet in dat geval de auto uit
veiligheidsoverwegingen stil.
De beltoon instellen
Druk op Telefoon om het beginscherm weer
te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Druk op "Volume beltoon:" om de
volumebalk weer te geven.
Druk op de pijlen of verplaats de schuifbalk
om het volume van de beltoon in te stellen.
Configuratie
Profielen configureren
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op "Profielen".
Selecteer "Profiel 1", "Profiel 2", "Profiel 3", of
"Gemeensch.prof.".
Druk op deze toets om een profielnaam in te
voeren via het virtuele toetsenbord.
214
Druk op "OK" om op te slaan.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Druk op deze toets om het profiel te
activeren.
Druk nogmaals op de pijl Terug om te
bevestigen.
Druk op deze toets om het geselecteerde
profiel te resetten.
Helderheid instellen
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op Lichtsterkte.
Verplaats de schuifbalk om de helderheid
van het scherm en/of het instrumentenpaneel
(afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.
Druk op het gearceerde gedeelte om te
bevestigen.
Systeeminstellingen wijzigen
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op "Configuratie" om het
vervolgscherm weer te geven.
Druk op "Systeemconfiguratie".
Druk op het tabblad "Eenheden" om de eenheden
voor afstand, brandstofverbruik en temperatuur te
wijzigen.
Druk op het tabblad "Fabrieksparameters" om de
begininstellingen te herstellen.
Als het systeem wordt teruggezet op de
fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal
ingesteld (afhankelijk van de uitvoering).
Druk op het tabblad "Systeeminfo" om de versie
van de verschillende in het systeem geïnstalleerde
modules te controleren.
Druk op het tabblad "Privacy",
of
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op "Privacy" om de
privégegevensmodus in of uit te schakelen.
Schakel het volgende in of uit:
– "Niet delen (gegevens, locatie van de auto)".
– "Alleen gegevens delen"
– "Gegevens en locatie van de auto delen"
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op "Configuratie" om het
vervolgscherm weer te geven.
Druk op "Schermconfig.".
Druk op "Lichtsterkte".
Verplaats de schuifbalk om de helderheid
van het scherm en/of het instrumentenpaneel
(afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.