met beschadigd wegdek, parkeerplaats naast een
greppel enz.).
– Het systeem kan aangeven dat er een plaats is
gevonden, maar biedt deze niet aan vanwege een
vast obstakel aan de tegenoverliggende zijde van de
manoeuvre waardoor de auto de voor het inparkeren
benodigde baan niet kan volgen.
– Het systeem kan aangeven dat er een plaats is
gevonden, maar activeert de manoeuvre niet, omdat
de breedte van de rijstrook onvoldoende is.
– Het systeem is niet ontworpen voor het uitvoeren
van parkeermanoeuvres in scherpe bochten.
– Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen
die veel groter zijn dan de auto zelf of die begrensd
worden door obstakels die te laag (trottoirbanden,
drempels enz.) of te dun (bomen, palen,
draadhekken enz.) zijn.
– Als de auto zwaar is beladen, kunnen de
afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de volgende
omgevingsomstandigheden:
– Langs een zachte berm (bijvoorbeeld greppel),
kade of een rand van een afgrond.
– Bij een glad wegdek (bijvoorbeeld ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de
volgende situaties zich voordoet:
– Als de bandenspanning van een band te laag
is.
– Als een van de bumpers is beschadigd.
– Als een van de camera's defect is.
Gebruik de functie niet wanneer de auto is
blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
– Wanneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
allesdragers, fietsendrager op de achterklep
enz.).
– Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is.
– Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
– Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
– Als wielen met een andere diameter dan de
oorspronkelijke zijn aangebracht.
– Na aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming).
– Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten
het PEUGEOT-dealernetwerk,
– Bij gebruik van sensoren die niet voor de auto
zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is geactiveerd, knippert het
controlelampje kort en klinkt er een
geluidssignaal om een systeemstoring aan te geven.
Als de storing zich voordoet terwijl het systeem
wordt gebruikt, gaat het controlelampje uit.
Als de storing in het
parkeerhulpsysteem zich voordoet
tijdens het gebruik van het systeem (een van deze
waarschuwingslampjes gaat branden), dan wordt de
functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging wordt
dit waarschuwingslampje weergegeven op
het instrumentenpaneel in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
6
147