OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
1
Het overzicht hierna beschrijft een aantal veel voorkomende problemen waar een gebruiker tijdens de bediening mee te maken kan
krijgen. Dit soort problemen vinden vaak hun oorzaak in een onjuiste aansluiting, een per ongeluk verkeerd ingestelde regelaar of toets,
2
of een bedieningsfout tengevolge van een onvolledige programmering. Raadpleeg daarom eerst het overzicht hierna en de aangegeven
gedeelten in de handleiding, in plaats van al te gauw aan te nemen dat het toestel defect is en het voor reparatie weg te brengen.
3
Opmerking:
Als twee frequenties op dezelfde band worden ontvangen en er tussen deze frequenties een zoals hieronder berekende verhouding bestaat, of
4
een gelijkwaardige verhouding, zal er mogelijk een intern zwevingssignaal hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een defect van het apparaat.
VHF/UHF mode:
5
(UHF ontvangstfrequentie – 45,05 MHz) x 2 – (VHF ontvangstfrequentie + 38,85 MHz ) x 4 = 38,85 MHz of 45,05 MHz
(UHF ontvangstfrequentie – 45,05 MHz) – (VHF ontvangstfrequentie + 38,85 MHz ) x 2 = 38,85 MHz
6
VHF/VHF mode:
(VHF ontvangstfrequentie op de UHF band + 45,05 MHz) x 5 – (VHF ontvangstfrequentie op de VHF band + 38,85 MHz) x 5 = 38,85 MHz of 45,05 MHz
7
(VHF ontvangstfrequentie op de UHF band + 45,05 MHz) x 4 – (VHF ontvangstfrequentie op de VHF band + 38,85 MHz) x 4 = 38,85 MHz
(VHF ontvangstfrequentie op de VHF band + 38,85 MHz) – (VHF ontvangstfrequentie op de UHF band + 45,05 MHz) x 0,75 = 38,85 MHz
8
UHF/UHF mode:
(UHF ontvangstfrequentie op de VHF band – 38,85 MHz) x 3 – (UHF ontvangstfrequentie op de UHF band – 45,05 MHz) x 3 = 38,85 MHz of 45,05 MHz
9
(UHF ontvangstfrequentie op de VHF band – 38,85 MHz) x 4 – (UHF ontvangstfrequentie op de UHF band – 45,05 MHz) x 4 = 38,85 MHz of 45,05 MHz
10
Probleem
11
De zendontvanger kan niet
12
worden ingeschakeld, ook al
13
is er een 13,8 V
gelijkstroomvoeding
14
aangesloten en is de
uit-schakelaar ingedrukt. Er
15
verschijnt niets op het display.
16
17
18
19
20
21
N-88
Mogelijke oorzaak
1 De voedingskabel is met omgekeerde
polariteit aangesloten.
2 Een of meer zekeringen van de
aan/
voedingskabel zijn doorgeslagen.
3 Het voorpaneel van de zendontvanger
is niet stevig op het hoofdtoestel
aangesloten.
4 De kabel van het afneembare
voorpaneel is niet juist aangesloten.
Oplossing
1 Sluit de bijgeleverde gelijkstroomvoedingskabel
juist aan:
Rood ➞ ( + ); Zwart ➞ ( – ).
2 Spoor de oorzaak van de doorgeslagen
zekering(en) op. Pas nadat alle mogelijke
problemen verholpen zijn, plaatst u een nieuwe
zekering(en) met het voorgeschreven
amperage.
3 Scheid het voorpaneel van het toestel met
behulp van de ontgrendelschakelaar aan de
achterzijde van het voorpaneel. Gebruik
vervolgens dezelfde schakelaar om het
voorpaneel weer stevig aan het toestel te
bevestigen.
4 Sluit de kabel op de juiste wijze aan.
Zie
blz.
3, 4
5
84
3, 4
Wordt vervolgd