PROGRAMMA-SCANFUNCTIE
1
Deze scanfunctie is vergelijkbaar met de VFO scanfunctie met als
verschil dat u grenzen kunt stellen aan het frequentiebereik dat
2
gescand wordt.
3
INSTELLEN VAN DE GRENSFREQUENTIES VOOR HET
■
4
SCANNEN
5
In de geheugenkanalen L1/U1, L2/U2 en L3/U3 kunt u drie
scan-bereiken voor iedere band vastleggen.
6
1 Kies de gewenste band.
7
2 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon tot de gewenste onderste
8
grensfrequentie op het display wordt aangegeven.
3 Druk op [F] .
9
4 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
10
toetsen van de microfoon om kanaal L1, L2 of L3 te
kiezen.
11
12
13
14
15
5 Druk op [MR].
16
•
De onderste grensfrequentie is in het kanaal vastgelegd.
17
18
19
20
21
N-46
6 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon tot de gewenste bovenste
grensfrequentie op het display wordt aangegeven.
7 Druk op [F] .
8 Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon om kanaal U1, U2 of U3 te
kiezen.
•
Indien u in stap 4 L1 heeft gekozen, dient u nu U1 te
kiezen.
9 Druk op [MR].
•
De bovenste grensfrequentie is in het kanaal vastgelegd.
10 Om de vastgelegde grensfrequenties te controleren, drukt
u op [MR] en kiest vervolgens de L en U kanalen.
Opmerkingen:
De onderste grensfrequentie moet lager zijn dan de bovenste
◆
grensfrequentie.
De frequentiestappen voor de onderste en de bovenste
◆
grensfrequentie moeten gelijk zijn.
De onderste en de bovenste grensfrequentie moeten in dezelfde
◆
band vallen.