3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn II -8
U kunt de selecteerbare AF-gebiedselectiemodi beperken tot uw
opnamevoorkeuren. Selecteer de gewenste selectiemodus en druk op
<0> om er een [X] bij te zetten. Selecteer daarna [OK] om de
instelling te registreren.
E: Handmatige selectie:1 pt AF
U kunt één AF-punt selecteren.
F: Handmatige selectie:Zone-AF
Het AF-gebied wordt in negen scherpstelzones verdeeld om
scherp te stellen.
G: Handmatige selectie:Grote zone-AF
Het AF-gebied wordt in drie scherpstelzones verdeeld om scherp
te stellen.
H: Autoselectie:45 pt AF
Het gebied AF-kader (het hele AF-gebied) wordt gebruikt om
scherp te stellen.
De markering [X] kan niet worden verwijderd uit [Handm. selectie:1 pt AF].
Als de bevestigde lens tot Groep H (pag. 131) behoort, kunt u uitsluitend
[Handm. selectie:1 pt AF] selecteren.
C.Fn II -9
U kunt de methode voor het wijzigen van de AF-gebiedselectiemodus
instellen.
0: S 9 Selectieknop AF-gebied
Nadat u op de knop <S> of <B> hebt gedrukt, wordt telkens
wanneer u op de knop <B> drukt de AF-gebiedselectiemodus
gewijzigd.
1: S 9 Hoofdinstelwiel
Nadat u op de knop <S> of <B> hebt gedrukt, kunt u de
AF-gebiedselectiemodus wijzigen door aan het instelwiel <6>
te draaien.
Wanneer [1: S 9 Hoofdinstelwiel] wordt ingesteld, gebruikt u <9> om
het AF-punt horizontaal te verplaatsen.
420
Selecteer AF-gebiedselectiemodus
Selectiemethode AF-gebied