A Een beeldstijl selecterenN
Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen
die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen.
In de basismodi wordt [D] (Auto) automatisch ingesteld. (In de modi
<v> is [P] (Standaard) ingesteld.)
Kenmerken van beeldstijlen
D Automatisch
De kleurtoon wordt automatisch aangepast aan de omstandigheden.
In natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen
zien de kleuren er echt levendig uit, zoals voor blauwe luchten,
bomen en struiken, en zonsondergangen.
Gebruik een andere beeldstijl als de gewenste kleurtoon niet wordt verkregen
met [Automatisch].
P Standaard
Het beeld ziet er levendig, scherp en helder uit. Dit is een algemene
beeldstijl die in de meeste omstandigheden geschikt is.
Q Portret
Voor mooie huidskleurtinten. De opname heeft zachtere kleuren.
Geschikt voor portretten in close-up.
Door de [Kleurtoon] te wijzigen (pag. 157), kunt u de huidskleurtint
aanpassen.
154
Selecteer [Beeldstijl].
1
Selecteer op het tabblad [z3] de
optie [Beeldstijl] en druk vervolgens
op <0>.
Selecteer een beeldstijl.
2
Selecteer een beeldstijl en druk
vervolgens op <0>.
De beeldstijl wordt ingesteld.