Echolood
Instellingen voor ruis en interferentie
Met de instellingen voor ruisonderdrukking kunt u de interferentie en de hoeveelheid ruis op het echoloodscherm verminderen. Op
de GSD 24 en GSD 26 kunt u de instellingen voor ruisonderdrukking voor elke frequentie afzonderlijk regelen.
Oppervlakteruis weergeven
U kunt instellen of het resultaat nabij het wateroppervlak op het echoloodscherm wordt weergegeven. Als u de oppervlakteruis
verbergt, wordt de weergave overzichtelijker.
1. Selecteer echolood in het startscherm.
2. Selecteer een echoloodweergave.
3. Selecteer Menu.
4. Selecteer een optie:
• Selecteer op de GSD 22 de optie echoloodinstelling.
• Selecteer op de GSD 24/26 de optie Meer > ruisonderdrukking.
5. Selecteer Oppervlakteruis > Toon.
De ruisonderdrukking aanpassen
OPMerKINg: deze functie is alleen beschikbaar op de GSD 22.
Als u de instelling voor versterking handmatig hebt verhoogd of verlaagd (pagina 89), kunt u de weergave van zwakke
echoloodsignalen minimaliseren door de ruisonderdrukking te verhogen.
1. Selecteer echolood in het startscherm.
2. Selecteer een echoloodweergave.
3. Selecteer Menu > ruisonderdrukking.
4. Selecteer Op of Neer.
Interferentie minimaliseren
OPMerKINg: deze functies zijn alleen beschikbaar op de GSD 24 en GSD 26.
1. Selecteer echolood in het startscherm.
2. Selecteer een echoloodweergave.
3. Selecteer Menu > Meer > ruisonderdrukking.
4. Selecteer een of meer opties:
• Selecteer Interferentie om de gevolgen van storingen en elektrische interferentie te verminderen.
• Selecteer Kleurlimiet om een gedeelte van het kleurpalet te verbergen om velden met zwakke ruis te verwijderen.
• Selecteer Middelen om ervoor te zorgen dat het echoloodscherm consistenter in diep water wordt weergegeven.
Presentatie van het echoloodscherm
Een dieptelijn tonen en instellen
U kunt instellen of er een referentiedieptelijn op het echoloodscherm wordt weergegeven.
1. Selecteer echolood in het startscherm.
2. Selecteer een echoloodweergave.
3. Selecteer Menu.
4. Selecteer een optie:
• Selecteer op de GSD 22 de optie echoloodinstelling.
• Selecteer op de GSD 24/26 de optie Meer > Presentatie.
5. Selecteer Dieptelijn > Toon.
6. Stel de diepte van de referentielijn in:
• Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop.
• Als u een toestel uit de GPSMAP 7000-serie hebt, raakt u de lijn aan en sleept u deze.
92
GPSMAP
4000/5000-serie – Gebruikershandleiding
®