Info over het bereik van radarsignalen
Het bereik van het radarsignaal geeft de lengte van het impulssignaal aan dat door de radar wordt verzonden en ontvangen. Als
het bereik groter wordt, zendt de radar langere pulsen uit om verre objecten te kunnen bereiken. Objecten die dichterbij zijn, zoals
vooral regen en golven, weerkaatsen ook de langere pulsen en dat geeft ruis op het radarscherm. Het weergeven van informatie
over objecten die zich verder weg bevinden, vermindert ook de beschikbare ruimte op het radarscherm voor het weergeven van
informatie over objecten die zich dichterbij bevinden, tenzij u de modus Dubbel bereik gebruikt (pagina 66).
Tips voor het selecteren van een radarbereik
• Bepaal eerst welke informatie u op het radarscherm wilt kunnen bekijken. Wilt u bijvoorbeeld informatie over het weer of
informatie over objecten en scheepsverkeer waar u op dat moment meer aan hebt dan aan het weer in verre gebieden?
• Maak een inventarisatie van de omgeving waarin u de radar gaat gebruiken. Vooral bij zeer slechte weersomstandigheden
kunnen radarsignalen met een lang bereik het radarscherm onoverzichtelijker maken, waardoor het lastiger wordt om de
informatie over objecten in de onmiddellijke nabijheid van uw schip goed te kunnen interpreteren. Bij regen kunt u met
radarsignalen met een kort bereik objecten in de buurt duidelijker zien, mits de instellingen voor regenruis en FTC optimaal
zijn geconfigureerd.
• Selecteer het kortste, effectieve bereik voor de radar gezien de op dat moment geldende omstandigheden (weer, omgeving,
enzovoort).
Een radarbereik selecteren
Zie "De zoomschaal op het radarscherm aanpassen" (pagina 63).
Info over versterking en ruis
Met de versterking bepaalt u de gevoeligheid van de ontvanger van de radar. De standaardinstelling voor de versterking is
Auto. De versterking wordt op basis van de gemiddelde omstandigheden, het bereik van het radarsignaal en de geselecteerde
radarmodus één keer automatisch ingesteld. Als de omstandigheden veranderen, wordt de versterking echter niet automatisch door
de kaartplotter aangepast. U optimaliseert de radarweergave voor bepaalde omstandigheden door de versterking handmatig aan te
passen (pagina 76).
Ruis (ook wel clutter genoemd) is interferentie die wordt veroorzaakt door de ongewenste terugkaatsing van radarsignalen vanaf
objecten die niet belangrijk zijn. Enkele algemene oorzaken van ruis zijn neerslag, golven en radarbronnen in de onmiddellijke
nabijheid.
Instellingen en type radar
Alle ruis- en versterkingsinstellingen voor een radar van het type GMR 20, 21, 40, 41, 18, 18 HD, 24, 24 HD, 404 of 406 die voor
één radarmodus zijn opgegeven, gelden ook voor alle andere radarmodi en voor de radaroverlay.
Alle ruis- en versterkingsinstellingen voor een radar van het type GMR 604 xHD, 606 xHD, 1204 xHD of 1206 xHD die voor één
radarmodus zijn opgegeven, gelden niet altijd voor alle andere radarmodi (zie de volgende tabel).
Instelling
Radarmodus
Haven, Buitengaats, Wachtpost
Versterking
Stel afzonderlijk in
Zeeruis
Stel afzonderlijk in
Regenruis
Stel afzonderlijk in
FTC
Stel afzonderlijk in
Radarstoring
Stel eenmaal in voor alle modi
Bij een radar van het type GMR 604 xHD, 606 xHD, 1204 xHD of 1206 xHD worden de laatste instellingen voor versterking en
ruis die voor een radarmodus zijn opgegeven, automatisch toegepast op de radaroverlay. Als de versterking voor bijvoorbeeld
de modus Haven wordt ingesteld op 50%, wordt de versterking voor de radaroverlay automatisch ingesteld op 50%. Wordt
de versterking voor de modus Buitengaats naderhand teruggebracht naar 40%, dan wordt de versterking voor de radaroverlay
automatisch ingesteld op 40%.
GPSMAP
4000/5000-serie – Gebruikershandleiding
®
Dubbel bereik: linkerscherm
Stel afzonderlijk in
Stel afzonderlijk in
Stel afzonderlijk in
Eenmaal instellen voor zowel linker- als rechterscherm
Dubbel bereik: rechterscherm
Stel afzonderlijk in
Stel afzonderlijk in
Stel afzonderlijk in
Radar
75