Echolood
1. Meet de kielcorrectie, gebaseerd op de locatie van de transducer:
• Als de transducer op de waterlijn is geïnstalleerd,
meet u de afstand tussen de locatie van de
transducer en de kiel van de boot. Voer deze waarde
in stap 3 in als een positief getal.
• Als de transducer onder aan de kiel is geïnstalleerd,
meet u de afstand tussen de transducer en de
waterlijn. Voer deze waarde in stap 3 in als een
negatief getal.
2. Selecteer in het startscherm Instellen > Mijn boot >
Kielcorrectie.
3. Voer de kielcorrectie in die in stap 1 is gemeten:
• Als u een toestel uit de GPSMAP 6000-serie
gebruikt, voert u de in stap 1 gemeten afstand in met
gebruik van de tuimelknop of het numerieke toetsenblok. Voer een positief of negatief getal in, al naar gelang de locatie
van de transducer.
• Als u een toestel uit de GPSMAP 7000-serie hebt, gebruikt u het toetsenbord op het scherm om de in stap 1 gemeten
afstand in te voeren. Voer een positief of negatief getal in, al naar gelang de locatie van de transducer.
4. Selecteer OK.
De watertemperatuurcorrectie instellen
Hiervoor dient u over een watertemperatuursensor of een transducer met temperatuurmeting te beschikken.
De temperatuurcorrectie compenseert de temperatuurmeting van een temperatuursensor.
1. Meet de watertemperatuur aan de hand van een temperatuursensor of een transducer met temperatuurmeting die is aangesloten
op de kaartplotter.
2. Meet de watertemperatuur met een andere temperatuursensor of nauwkeurige thermometer.
3. Trek de in stap 1 gemeten watertemperatuur af van de watertemperatuur die u hebt gemeten in stap 2.
Het resultaat is de temperatuurcorrectie. Voer deze waarde in stap 5 in als een positief getal als de op de kaartplotter
aangesloten sensor een koudere watertemperatuur aangeeft dan in werkelijkheid het geval is. Voer deze waarde in
stap 5 in als een negatief getal als de op de kaartplotter aangesloten sensor een warmere watertemperatuur aangeeft
dan in werkelijkheid het geval is.
4. Selecteer in het startscherm Instellen > Mijn boot > Temperatuurcorrectie.
5. Voer de in stap 3 berekende temperatuurcorrectie in:
• Als u een toestel uit de GPSMAP 6000-serie gebruikt, geeft u de correctie op met behulp van de tuimelknop of het
numerieke toetsenblok.
• Als u een toestel uit de GPSMAP 7000-serie gebruikt, geeft u de temperatuurcorrectie op aan de hand van het toetsenbord
op het scherm.
6. Selecteer OK.
De transducerinstellingen aanpassen
OPMerKINg: deze functies zijn alleen beschikbaar op de GSD 24 en GSD 26.
1. Selecteer echolood in het startscherm.
2. Selecteer een echoloodweergave.
3. Selecteer Menu > Meer > Installatie.
4. Selecteer een of meer opties:
• Selecteer Zendsnelheid om zelfinterferentie te verminderen. U kunt de zendsnelheid verhogen om de schuifsnelheid te
verhogen, maar dit kan ook zelfinterferentie veroorzaken.
• Selecteer Zendvermogen als u echo van de transducer nabij het oppervlak wilt verminderen. Verlaag het zendvermogen
om de echo te verminderen.
• Selecteer Filterbreedte om de randen van het doel te definiëren. Een korter filter definieert de randen van de doelen.
Langere filters zorgen voor zachtere randen van de doelen, maar reduceren mogelijk de ruis.
• Selecteer Transducerdiagnostiek om details van de transducer weer te geven.
96
Transducer op de
waterlijn
Een positief getal (+)
verwijst naar de diepte
onder aan de kiel.
Transducer onder aan
de kiel
Een negatief getal (-)
verwijst naar de diepte aan
Kielcorrectie
het oppervlak.
GPSMAP
4000/5000-serie – Gebruikershandleiding
®