Almanak-, omgevings- en bootgegevens
Windhoekgegevens
De windhoekgrafiek weergeven
De kaartplotter moet zijn aangesloten op de hieronder vermelde randapparatuur om de gegevens te kunnen registreren die in de
windsnelheidgrafiek worden weergegeven.
Windhoek
Beschrijving
Schijnbare wind Hiermee worden gegevens over de windrichting
weergegeven op basis van de luchtstroom die wordt
gemeten terwijl een boot in beweging is. Dit is de
schijnbare windhoek, die wordt berekend in relatie tot
de boeg van de boot en die wordt weergegeven in
graden bakboord of graden stuurboord.
Ware wind
Hiermee worden gegevens over de windrichting
weergegeven op basis van de luchtstroom die wordt
gemeten op een stationaire boot. Dit is de ware
windhoek, die wordt berekend in relatie tot de boeg van
de boot en die wordt weergegeven in graden bakboord
of graden stuurboord. De meest nauwkeurige gegevens
krijgt u als de instelling Bron windsnelheid op Auto
wordt gezet
Grondwind
Hiermee worden gegevens over de windrichting
weergegeven op basis van de luchtstroom die wordt
gemeten aan wal. Dit is de grondwindhoek, die wordt
berekend in relatie tot het noorden en die wordt
weergegeven in graden naar rechts. Het noorden kan
het ware noorden, het magnetische noorden of het grid
noorden zijn, afhankelijk van de configuratie van de
instelling voor koersreferentie
1. Selecteer in het startscherm Informatie > grafieken > Windhoek.
2. Selecteer het type windrichtinggegevens dat in de grafiek moet worden opgenomen (Schijnbare wind, Ware wind of
grondwind).
Gegevens over water- en luchttemperatuur
De grafiek voor water- en luchttemperatuur weergeven
De kaartplotter moet zijn aangesloten op een watertemperatuursensor of een transducer die de temperatuur kan meten om de
gegevens te kunnen registreren die worden weergegeven in de watertemperatuurgrafiek. De kaartplotter moet zijn aangesloten op
een luchttemperatuursensor om de gegevens te kunnen registreren die worden weergegeven in de luchttemperatuurgrafiek.
Als u het watertemperatuuralarm hebt ingeschakeld en ingesteld (pagina 94), verwijzen de rood weergegeven
temperatuurgegevens in de grafiek naar temperaturen die 2° F (1,1 °C) boven of onder de voor het alarm opgegeven temperatuur
liggen.
1. Selecteer in het startscherm Informatie > grafieken > Temperatuur.
2. Selecteer het type temperatuurinformatie dat in de grafiek wordt opgenomen (L-temp of Watertemperatuur).
Gegevens over atmosferische druk
De grafiek voor atmosferische druk weergeven
De kaartplotter moet zijn aangesloten op een barometerdruksensor om de gegevens te kunnen registreren die worden weergegeven
in de atmosferische-drukgrafiek.
Selecteer in het startscherm Informatie > grafieken > Atmo. druk.
Dieptegegevens
De dieptegrafiek weergeven
De kaartplotter moet zijn aangesloten op een transducer die de diepte kan meten om de gegevens te kunnen vastleggen die worden
weergegeven in de dieptegrafiek.
Selecteer in het startscherm Informatie > grafieken > Diepte.
Als u de alarmen voor diep en ondiep water hebt ingeschakeld en ingesteld (pagina 94), verwijzen de rode gegevens in de
grafiek naar een waterdiepte die ondieper is dan de diepte die voor het alarm voor ondiep water is opgegeven of naar een
waterdiepte die dieper is dan het voor diep water opgegeven alarm.
46
(pagina
52).
(pagina
54).
Vereiste sensors
Een windsensor.
Een windsensor en een snelheidsensor; of een
windsensor en een GPS-antenne.
Een windsensor, een sensor voor de watersnelheid,
een koerssensor en een GPS-antenne; of een
windsensor en een GPS-antenne; of een windsensor,
een sensor voor de watersnelheid en een koerssensor.
GPSMAP
4000/5000-serie – Gebruikershandleiding
®