Radar
Presentatie van het radaroverlaybeeld
Versterking en ruis op de radaroverlay aanpassen
Zie "Info over versterking en ruis" (pagina 75).
De oriëntatie van het radaroverlaybeeld instellen
Zie "De oriëntatie van de kaart wijzigen" (pagina 10).
Gegevensbalken voor de radaroverlay instellen
Zie "Instellingen voor de gegevensbalk" (pagina 80).
Instellingen voor sporen en waypoints
Sporen op de radaroverlay weergeven
U kunt instellen of sporen van schepen op de radaroverlay moeten worden weergegeven.
Selecteer in het startscherm Kaarten > radaroverlay > Menu > Waypoints en tracks > Tracks > Aan.
Sporen beheren
Zie "Sporen" (pagina 36).
Een type waypointlabel selecteren
U kunt opgeven welk type label er bij waypoints op de radaroverlay worden weergegeven.
1. Selecteer in het startscherm Kaarten > radaroverlay > Menu > Waypoints en tracks > Waypoint-weergave > Scherm.
2. Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Selecteer Label om waypoints aan de hand van de labels te herkennen.
• Selecteer Commentaar om opmerkingen als waypointlabels weer te geven.
• Selecteer Symbool om waypoints aan de hand van de symbolen te herkennen.
Waypoints beheren
Zie "Waypoints" (pagina 32).
Instellingen voor alarmen en andere schepen
Een veilige zone voor aanvaringsgevaar instellen
Zie "Een veilige zone voor aanvaringsgevaar instellen" (pagina 17).
Een lijst met AIS- en MARPA-gevaren weergeven
Zie "Een lijst met AIS- en MARPA-gevaren weergeven" (pagina 69).
Andere schepen op de radaroverlay weergeven
AIS werkt alleen als er een extern AIS-toestel en signalen van een actieve transponder van andere schepen worden gebruikt.
U kunt instellen hoe andere schepen op de radaroverlay moeten worden weergegeven. De opgegeven instelling van het
beeldbereik voor de radaroverlay geldt alleen voor de radaroverlay. De details en de instellingen van de geprojecteerde koers die
zijn opgegeven voor de radaroverlay, gelden eveneens voor alle radarmodi.
1. Selecteer in het startscherm Kaarten > radaroverlay > Menu > Overige schepen > Weergave-instelling.
2. Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Selecteer Weergavebereik om de afstand vanaf uw locatie tot aan AIS-schepen aan te geven. Selecteer een afstand.
• Selecteer Details > Toon om gedetailleerde informatie over schepen met AIS en een MARPA-tag weer te geven.
• Selecteer geprojecteerde koers om de tijd van de geprojecteerde koers voor schepen met AIS en een MARPA-tag in te
stellen. Voer de koers in. Selecteer OK.
• Selecteer Sporen om de sporen van schepen met AIS weer te geven en selecteer de lengte van het spoor dat moet worden
weergegeven.
84
GPSMAP
4000/5000-serie – Gebruikershandleiding
®