Een negatief resultaat met het QIAstat-Dx Gastrointestinal Panel 2 sluit de infectieuze aard
van het syndroom niet uit. Er zijn verschillende factoren en combinaties van factoren die
kunnen zorgen voor negatieve assayresultaten, waaronder fouten bij het hanteren van de
monsters, variaties in de nucleotidenvolgorde van de nucleïnezuren waarop de assay is
gericht, infectie door organismen die niet in de assay zijn opgenomen, aanwezigheid van
organismen die wel in de assay zijn opgenomen in een concentratie die lager is dan de
detectielimiet voor het assay, en het gebruik van bepaalde geneesmiddelen (bijv.
calciumcarbonaat).
Het QIAstat-Dx Gastrointestinal Panel 2 is niet bedoeld voor het testen van andere monsters
dan die beschreven in deze gebruiksaanwijzing. Testprestatiekenmerken zijn alleen
vastgesteld met ongeconserveerde ontlastingsmonsters die zijn geresuspendeerd in
Cary-Blair-transportmedium.
Het QIAstat-Dx Gastrointestinal Panel 2 is bedoeld om te worden gebruikt in combinatie
met een standaard van zorgcultuur voor het ontdekken van organismen, serotypering
en/of antimicrobiële gevoeligheidstests, indien van toepassing.
De resultaten van het QIAstat-Dx Gastrointestinal Panel 2 moeten worden geïnterpreteerd
door een daartoe getrainde professionele zorgverlener met inachtneming van alle
relevante klinische, epidemiologische en laboratoriumbevindingen.
Het QIAstat-Dx Gastrointestinal Panel 2 kan alleen worden gebruikt met de QIAstat-Dx
Analyzer 1.0 en QIAstat-Dx Rise.
De identificatie van meerdere pathotypen van E. coli die diarree kunnen veroorzaken
steunde historisch op fenotypische kenmerken, zoals adherentiepatronen of toxigeniteit in
bepaalde cellijnen van weefselkweek. Het QIAstat-Dx Gastrointestinal Panel 2 richt zich
op de genetische determinanten van de meeste pathogeenstammen van deze organismen,
maar kan mogelijk niet alle stammen met fenotypische kenmerken van een pathotype
detecteren. In het bijzonder zal het QIAstat-Dx Gastrointestinal Panel 2 enkel stammen van
enteroaggregatieve E. coli (EAEC) detecteren die de aggR- en/of aatA-markers dragen op
het pAA (adherentie-aggregatief) plasmide; het zal niet alle stammen detecteren die een
adherentie-aggregatief patroon vertonen.
Gebruiksaanwijzing (Handleiding) van QIAstat-Dx Gastrointestinal Panel 2 02/2023
69