Configuratie
Filter- en grensfrequentie-instellingen
Deze instellingen kunnen worden gebruikt om
impedantieveranderingen onder een bepaalde
frequentie (laagdoorlaatfilter) of binnen een
bepaald frequentiebereik (bandfilter) weer te
geven. De filterinstellingen bepalen welke
impedantieveranderingen er worden weergegeven
omdat veranderingen als gevolg van ventilatie en
artefacten veroorzaakt door cardiologische en
hoogfrequente ruis eruit gefilterd kunnen worden.
De filter- en grensfrequentie-instellingen zijn alleen
van invloed op de weergave van de gegevens, niet
de registratie ervan. De bandfilter heeft alleen
invloed op de weergave van de gegevens in de
weergaven Standaard en Volledig beeld.
De volgende tabel geeft een overzicht over het
effect van de combinatie van filter- en
grensfrequentie-instellingen.
Filterinstelling
Uit (I)
Laag filter (J)
Bandfilter (K)
(Vereist ADAP)
Als de bandfilter is geacti-
veerd, worden er geen nume-
rieke waarden weergegeven.
98
Grensfrequentie-instelling
(/min)
–
Onder de hartfrequentie maar bo-
ven de ademhalingsfrequentie,
bijv. hartfrequentie min 10
Boven de hartfrequentie, bijv. hart-
frequentie plus 20
De onderste grensfrequentie moet
onder de hartfrequentie liggen, de
bovenste grensfrequentie moet bo-
ven de hartfrequentie liggen, bijv.
onderste frequentie: hartfrequentie
min 10, bovenste frequentie: Hart-
frequentie plus 10
Omschrijving
Impedantieveranderingen van alle
frequenties worden getoond.
Eventueel inclusief signalen van
hoogfrequente ruis.
Ventilatiegerelateerde impedantie-
veranderingen worden weergege-
ven.
Hoogfrequente ruissignalen en
hartgerelateerde impedantieveran-
deringen worden gedempt.
Ventilatie- en hartgerelateerde im-
pedantieveranderingen worden niet
weergegeven.
Hoogfrequente ruissignalen wor-
den gedempt.
Hartgerelateerde impedantieveran-
deringen worden weergegeven.
Hoogfrequente ruissignalen en
ventilatiegerelateerde impedantie-
veranderingen worden gedempt.
Gebruiksaanwijzing PulmoVista 500 SW 1.3n