Bedieningshandleiding
Warmtepompmanager WPM 5.0
12 Uitgebreide montage-instructie van de warmtepompmanager verwarming/
12.4
Ruimtetemperatuurregeling
Verwarmingstechnische installaties worden in de regel met automatisch werkende inrichtin-
gen voor de ruimtegewijze regeling van de ruimtetemperatuur uitgerust.
In de verwarmingsmodus registreren de ruimtethermostaten de actuele temperatuur en ope-
nen bij onderschrijding van de ingestelde gewenste temperatuur het regelorgaan (bijv. ser-
vomotor).
In de koelmodus moeten ruimtethermostaten ofwel gedeactiveerd worden, ofwel door ruim-
tethermostaten vervangen worden die geschikt zijn om te verwarmen en te koelen.
In de koelmodus gedraagt de ruimtethermostaat zich dan precies omgekeerd, zodat bij over-
schrijding van de gewenste temperatuur het regelorgaan opent.
73-76
452115.66.56 · 1/2019-10 · Rei