452115.66.56 · 1/2019-10 · Rei
Bedieningshandleiding
Warmtepompmanager WPM 5.0
7 Energie-efficiënte werking
60
Verwarmingscurve parallel
verschoven (warmer) met
55
verwarmingscurve
maximum 50°C
50
Verwarmingscurve
bijv. radiatoren
45
40
35
Verwarmingscurve
30
bijv. vloer
25
Verwarmingscurve
parallel verschoven
20
(kouder)
15
10
5
0
-20
-15
7.1.1
Instelvoorbeelden
Normbuitenluchttemperatuur °C
Benodigde vertrektemperatuur
(bij normdimensioneringstempera-
tuur)
Temperatuurverschil vertrek/terug-
loop
Benodigde teruglooptemperatuur
(bij normdimensioneringstempera-
tuur)
In te stellen
eindpunt verwarmingscurves
Een warmteverdeelsysteem (bijv. vloerverwarming) wordt op een maximale vertrektempera-
tuur bij een bepaalde normbuitentemperatuur gedimensioneerd. Deze is afhankelijk van de
standplaats van de warmtepomp en ligt in Duitsland tussen -12 en -18 °C.
De aan de verwarmingsregelaar in te stellen max. teruglooptemperatuur moet bij een buiten-
temperatuur van -20 °C ingevoerd worden. Hiervoor moet de maximale teruglooptempera-
tuur bij de gegeven normbuitentemperatuur in afb. op p. 51 ingevoerd worden. Via de cur-
veschaar kan de instelwaarde bij -20 °C afgelezen worden.
Stap 1:
Aanpassing van de verwarmingscurve aan plaatselijke en bouwkundige
omstandigheden door instelling van de stijging (stookcurve-eindpunt)
Stap 2:
Instelling van het gewenste temperatuurniveau door parallelle verschuiving van de
verwarmingscurve naar boven of naar onderen (balkindicatie)
50-76
10
Kouder
5
-10
-5
0
5
10
Buitentemperatuur in °C
Vloerverwarming
35 °C / 28 °C
-12
-14
35 °C
35 °C
7 °C
7 °C
28 °C
28 °C
30 °C
29 °C
Voorbeeld 1
Warmer
30
25
20
15
15
20
25
30
35
Radiatoren
55 °C / 45 °C
-16
-12
-14
35 °C
55 °C
55 °C
55 °C
7 °C
10 °C
10 °C
10 °C
28 °C
45 °C
45 °C
45 °C
29 °C
48 °C
47 °C
46 °C
Voorbeeld 2
40
-16