452115.66.56 · 1/2019-10 · Rei
Bedieningshandleiding
Warmtepompmanager WPM 5.0
9 Programmabeschrijving
Voor mono-energetische en monovalente installaties wordt tijdens een energiebedrijfsblok-
kering de 2e warmtegenerator algemeen geblokkeerd. De instelling van de energiebedrijfs-
blokkering is verborgen.
Voor een externe blokkering van het warmtepompbedrijf die na max. 2 uur niet
automatisch teruggezet wordt, moet de externe blokkeringsingang (contact X3/A2)
gebruikt worden. Bij onderschrijding van de minimaal toegestane
teruglooptemperatuur wordt ook bij een voorhanden blokkeersignaal de
warmtepomp vrijgegeven.
9.2.2
Netbelasting
De netinschakelbelasting is een vereiste van het energiebedrijf. Na het terugkeren van de
spanning of na een energiebedrijfsblokkering kan deze tot 200 seconden duren. De netbe-
lasting kan niet omzeild worden.
9.2.3
Minimumstilstandtijd
Voor een voldoende drukcompensatie in de koelkring en ter bescherming van de warmte-
pomp kan het opnieuw inschakelen van de compressor tot 5 minuten duren. De warmte-
pomp start na het verstrijken van de minimumstilstandtijd om dan aan een vraag te voldoen.
De minimumstilstandtijd kan niet omzeild worden.
9.2.4
Schakelcyclusblokkering
Volgens de aansluitvoorwaarden van het energiebedrijf mag de warmtepomp slechts 3 keer
per uur inschakelen. De warmtepompmanager zal daarom slechts maximaal om de 20 mi-
nuten een inschakeling mogelijk maken.
9.3
2e warmtegenerator
9.3.1
Aansturing van dompelweerstanden
In mono-energetische installaties worden elektrische additionele verwarmingen gebruikt.
Deze worden afhankelijk van de warmtebehoefte in- of uitgeschakeld als in het voorconfigu-
mono-energetisch
ratiemenu de werkwijze "
onderschreden wordt.
9.3.2
Aansturing buisverwarming
In mono-energetische installaties kan een elektrische buisverwarming gebruikt worden. De
elektrische buisverwarming wordt in de "Voorconfiguratie - elektrische verwarming - buisver-
warming verwarmen WW/ZW" gekozen en afhankelijk van de behoefte in de verwarmings-,
warmwater- of zwembadmodus in- of uitgeschakeld.
9.3.3
Constant geregelde verwarmingsketel
Bij dit keteltype wordt het ketelwater bij vrijgave van de warmtepompmanager altijd op een
vast ingestelde temperatuur (bijv. 70 °C) opgewarmd. De ingestelde temperatuur moet zo
hoog ingesteld worden dat ook de bereiding van sanitair warm water indien nodig via de
ketel kan gebeuren. De regeling van de mengkraan wordt door de warmtepompmanager
overgenomen, die indien nodig de ketel aanspreekt en zoveel heet ketelwater bijmengt dat
de gewenste terugloop- en warmwatertemperatuur bereikt wordt. De ketel wordt via de uit-
gang 2e warmtegenerator van de warmtepompmanager aangevraagd en de werking van de
2e warmtegenerator moet op "constant" gecodeerd worden.
56-76
" gekozen en de ingestelde grenstemperatuur