9. Scannen
4. Selecteer de gedeelde map op de bestemmingscomputer.
5. Druk op [OK] en ga verder met stap 13.
Ga door met stap 12 als u de map niet kunt selecteren bij Bladeren door netwerk.
13.
Voer de computernaam of het IP-adres in om de gedeelde map als bestemming op te
geven.
• De computernaam invoeren om een gedeelde map op te geven
1. Druk op [Wijzigen] na het opgeven van de mapnaam.
2. Geef de betreffende computer op en een gedeelde map.
Als de computernaam bijvoorbeeld "UserPC" is en de naam van een gedeelde map
"scan" is, gebruik dan "\\UserPC\scan" als de naam van de bestemmingsmap.
3. Druk op [OK].
• Het IP-adres invoeren om een gedeelde map op te geven
1. Druk op [Wijzigen] na het opgeven van de mapnaam.
2. Geef de betreffende computer op en een gedeelde map.
Als de computernaam bijvoorbeeld "192.168.0.152" is en de naam van een gedeelde
map "scan" is, gebruik dan "\\192.168.0.152\scan" als de naam van de
bestemmingsmap.
3. Druk op [OK].
14.
Druk op [Verbindingstest].
15.
Druk op [Afsluiten] als een bericht verschijnt dat aangeeft dat de verbinding tot stand is
gebracht.
• Als er een melding "Kan het specifieke pad niet vinden. Controleer a.u.b de instellingen."
wordt weergegeven, raadpleegt u Pag. 461 "Meldingen die op het bedieningspaneel
worden weergegeven als u de scannerfunctie gebruikt".
16.
Druk op [OK].
17.
Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] (
372
).