4.2.5
Omgevingscondities
De reductoren moeten voldoende worden geventileerd. Er mag geen extra warmtebe-
lasting (bijv. via de koppelingen) worden uitgeoefend.
4.2.6
Uitgaand vermogen en uitgaand koppel
De nominale waarden van het uitgaande koppel en de toegestane radiale krachten
dienen absoluut aangehouden te worden.
4.3
Voorwaarden voor de montage
Controleer of er aan de volgende voorwaarden is voldaan:
•
•
•
•
•
•
De specificaties op het typeplaatje van de motorreductor komen overeen met het
spanningsnet.
Tijdens het transport en de opslag is de aandrijving niet beschadigd.
De askeerringen aan de uitgaande zijde moeten bij abrasieve omgevingsvoor-
waarden tegen slijtage beschermd zijn.
Bij standaardreductoren moet het volgende zijn gecontroleerd:
– De omgevingstemperatuur moet voldoen aan de gegevens in de technische
documentatie, op het typeplaatje en in de smeermiddelentabel in het hoofdstuk
"Smeermiddelen" (→ 2 180).
– Er zijn geen gevaarlijke oliën, zuren, gassen, dampen, stralingen, etc. in de
omgeving aanwezig.
Bij
wormwielreductoren en SPIROPLAN
er geen sprake is van grote externe massatraagheidsmomenten, die de reducto-
ren in omgekeerde richting kunnen belasten. Neem daarbij de volgende formule in
acht:
η' (omgekeerde richting) = 2 - 1/η
Zelfremming, als n' < 0.5!
Bij
speciale constructies
vingsvoorwaarden is uitgevoerd. Neem de gegevens op het typeplaatje in acht.
Montage- en technische handleiding – Explosieveilige reductoren
Mechanische installatie
Voorwaarden voor de montage
®
W-reductoren
moet u controleren of de aandrijving conform de omge-
4
moet u controleren of
31