Functionele veiligheid
9
Veiligheidstechnische voorwaarden
9.3.3
Vereisten voor de externe veiligheidsbesturing
302
Technische handleiding – MOVIDRIVE
– De M- en P-kabels van de externe veiligheidsvoorziening naar het apparaat
moeten dezelfde lengte hebben. Een lengteverschil ≤ 3% tussen de kabels is
toegestaan.
– U moet er door middel van geschikte maatregelen voor zorgen dat de STO-
stuurstroomleidingen ruimtelijk gescheiden van de vermogensleidingen worden
gelegd. Daarvan uitgezonderd zijn de speciaal voor deze toepassing door
SEW-EURODRIVE vrijgegeven kabels.
•
De STO-schakeling herkent geen kortsluiting en externe spanning in de aanvoer-
kabel, dus moet u voor het volgende zorgen:
– geen spanningsoverdracht naar de STO-stuurstroomleidingen
– de externe veiligheidsbesturing detecteert een kortsluiting van een externe po-
tentiaal naar de STO-stuurstroomleidingen
•
Bij het configuratie van de veiligheidscircuits moeten de voor de veiligheidscompo-
nenten gespecificeerde waarden strikt worden aangehouden.
•
Het STO-signaal (F_STO_P1, F_STO_P2 en F_STO_M) mag niet voor retourmel-
dingen worden gebruikt.
•
Voor de veiligheidsbesturing/het veiligheidsrelais mogen alleen geaarde span-
ningsbronnen met een veilige scheiding (PELV) volgens EN 61131-2 en
EN 60204-1 worden gebruikt.
•
Als er meerdere spanningsbronnen worden gebruikt, moet elke spanningsbron op
randaarde worden aangesloten.
•
Bij het plannen van de installatie dienen de technische gegevens van het apparaat
te worden aangehouden.
•
De aansluiting X6:5 (24 V_Out) van het apparaat mag niet voor op de veiligheid
gerichte toepassingen worden gebruikt. De spanning is alleen toegestaan voor de
voeding van de aansluiting voor een veilige uitschakeling X6 bij een ingestoken
doorverbindingstekker.
•
Voor op de veiligheid gerichte toepassingen met het apparaat moet de doorverbin-
dingsstekker op de STO-ingang X6 worden verwijderd.
Als alternatief voor een veiligheidsbesturing kan ook een veiligheidsrelais worden ge-
bruikt. De volgende vereisten gelden als zinvol.
•
De veiligheidsbesturing en alle andere op de veiligheid gerichte deelsystemen
moeten minimaal zijn toegestaan voor de veiligheidsklasse die in het complete
systeem voor de desbetreffende, toepassingsspecifieke veiligheidsfunctie van de
aandrijving is vereist.
De volgende tabel laat een voorbeeld zien van de vereiste veiligheidsklasse van
de veiligheidsbesturing:
Applicatie
Performance Level d conform ISO
13849-1, SIL 2 conform IEC 62061
Performance Level e conform ISO
13849-1, SIL 3 conform IEC 62061
•
De bedrading van de veiligheidsbesturing moet geschikt zijn voor de nagestreefde
veiligheidsklasse (zie documentatie van de fabrikant). De STO-ingang van het ap-
paraat kan 2-polig (P-schakelend of PM-schakelend) of 1-polig (P-schakelend)
worden geschakeld.
®
modular
Vereiste voor veiligheidsbesturing
Performance Level d conform ISO 13849-1
SIL 2 overeenkomstig IEC 61508
Performance Level e conform ISO 13849-1,
SIL 3 conform IEC 61508