96
Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt bij een draaiende motor
Laag motoroliepeil. Motoroliepeil con‐
troleren en eventueel motorolie bijvul‐
len 3 160.
Te laag brandstofpeil
Y brandt of knippert geel.
Brandt
Brandstofpeil te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt. On‐
middellijk bijtanken. Tank nooit leeg‐
rijden.
Katalysator 3 133.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 164.
Bij het rijden op aardgas schakelt het
systeem automatisch over op ben‐
zine 3 87.
Open&Start-systeem
0 brandt of knippert geel.
Knippert
De elektronische sleutel bevindt zich
niet meer in het ontvangstbereik van
de auto. De motor kan niet worden
gestart. Start/Stop-toets iets langer
indrukken om de ontsteking uit te
schakelen.
of
De elektronische sleutel is defect. Het
systeem werkt alleen nog via de
noodbediening.
Brandt
Storing in het systeem. Probeer het
systeem te bedienen met de reserve‐
sleutel, de afstandsbediening of de
noodbediening. Start/Stop-toets iets
langer indrukken om de ontsteking uit
te schakelen. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
of
Het stuurslot is nog geblokkeerd.
Stuurwiel iets heen en weer bewegen
en de Start/Stop-toets indrukken.
Open&Start-systeem 3 28.
Rempedaal bedienen
j brandt geel.
Bij een auto met geautomatiseerde
versnellingsbak kan de motor alleen
met ingetrapt rempedaal worden ge‐
start. Wordt het rempedaal niet inge‐
trapt, dan brandt controlelamp
3 139.
Buitenverlichting
8 brandt groen.
Brandt bij ingeschakelde buitenver‐
lichting 3 112.
Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 113.
Adaptive Forward Lighting
B brandt of knippert geel.
Brandt
Storing in het systeem.