132
Rijden en bediening
Uitlaatgassen
Motoruitlaatgassen
9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij in‐
ademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de pas‐
sagiersruimte dringen, de ruiten
openen. Oorzaak van de storing
door een werkplaats laten verhel‐
pen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte bin‐
nen kunnen dringen.
Roetfilter
Het dieselpartikelfilter verwijdert
schadelijke roetdeeltjes uit de uitlaat‐
gassen. Het systeem heeft een zelf‐
reinigende functie die tijdens het rij‐
den automatisch wordt geactiveerd.
Het filter wordt gereinigd door achter‐
gebleven roetdeeltjes bij een hoge
temperatuur te verbranden. Dit pro‐
ces vindt onder bepaalde rijomstan‐
digheden automatisch plaats en kan
tot 25 minuten duren. Tijdens deze
periode kan het brandstofverbruik ho‐
ger liggen. Enige geur- en rookont‐
wikkeling tijdens deze procedure is
normaal.
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. bij korte ritten, kan het systeem
zichzelf niet automatisch reinigen.
Wanneer het filter gereinigd moet
worden, maar de recente rijomstan‐
digheden dat niet toelieten, knippert
controlelamp !. Blijven rijden en het
motortoerental zo mogelijk niet onder
2000 1/min laten dalen. Indien nodig
terugschakelen. De reiniging van het
dieselpartikelfilter wordt dan gestart.
Het wordt afgeraden om tijdens de
reiniging de rit te beëindigen of de
motor af te zetten.
Voorzichtig
Wordt het reinigingsproces meer
dan eens onderbroken, dan is de
kans groot dat er zware motor‐
schade ontstaat.