Bij auto's met bandenspanningscon‐
trolesysteem adapter op ventiel
schroeven.
Bandenspanning 3 214 en op de
sticker aan de binnenkant van de
tankklep.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
De ECO-bandenspanning dient om
een zo laag mogelijk brandstofver‐
bruik te bereiken. Niet hanteren voor
banden met noodloopeigenschap‐
pen.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting
van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem bewaakt vanaf een bepaalde
snelheid continu de bandenspanning
van alle vier de banden.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden moe‐
ten de voorgeschreven bandenspan‐
ning hebben. Voor het overige wordt
de bandenspanning bewaakt door het
drukverliesdetectiesysteem 3 182.
De actuele bandenspanning wordt
weergegeven op het Info-Display
3 111.
Voertuigmeldingen, bandenspanning
3 106.
Verzorging van de auto
Controlelamp w 3 94.
Bij gebruik van een complete set wie‐
len zonder sensoren (zoals vier win‐
terbanden) verschijnt er geen fout‐
melding. Het bandenspanningscon‐
trolesysteem werkt dan niet. Senso‐
ren kunnen naderhand gemonteerd
worden.
Gebruik van in de handel verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik door de fabri‐
kant goedgekeurde reparatiesets.
Externe zendinstallaties met een
hoog vermogen kunnen storingen in
het bandenspanningscontrolesys‐
teem tot gevolg hebben.
181