122
Klimaatregeling
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse ventilatieopeningen
openen naar wens en op de zijrui‐
ten richten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de
voetenruimte, luchtverdelingsscha‐
kelaar op J zetten.
Automatisch geregelde
airconditioning
Bedieningsorganen voor:
■ Luchtverdeling
■ Temperatuur
■ Luchtdebiet
= Koeling
n
4 = Luchtrecirculatie
V = Ontwasemen en ontdooien
Verwarmbare achterruit Ü 3 43.
De ingestelde temperatuur wordt au‐
tomatisch afgeregeld. In de automa‐
tische modus regelt de aanjager au‐
tomatisch het luchtdebiet.
Automatische modus
Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
■ aanjagerschakelaar naar A
draaien,
■ luchtverdelingsschakelaar naar
wens instellen,
■ temperatuur op gewenste niveau
instellen,
■ koeling n aan,
■ alle ventilatieopeningen openen.
Luchtverdeling
L = naar de hoofd- en voeten‐
ruimte
M = naar de hoofdruimte
l = naar de voorruit en de voorste
zijruiten
J = naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimte
K = naar de voetenruimte
Tussenstanden zijn mogelijk.
Temperatuur selecteren
Draaiknop voor temperatuur in ge‐
wenste stand zetten. Tussenstanden
zijn mogelijk.
Voor maximaal comfort de tempera‐
tuur slechts in kleine stappen wijzi‐
gen.
In de eindstanden vindt geen tempe‐
ratuurregeling plaats. Het airconditi‐
oningssysteem levert maximale koe‐
ling of verwarming.
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor op de normale bedrijfs‐
temperatuur is gekomen.