Adressering
Zijn meerdere frequentieomvormers op de systeembus aangesloten, dan moeten deze apparaten
eenduidige adressen krijgen (P515).
Bij
de
veldbusmodules
frequentieomvormers automatisch. De toegang tot de individuele omvormers verloopt via de veldbus-
master (PLC). Hoe dit in detail gebeurt, is uitvoerig beschreven in de betreffende bushandleidingen of
datasheets voor de individuele modules.
I/O-uitbreidingmodulen moeten aan de betreffende frequentieomvormer worden toegewezen. Dit
gebeurt via een DIP-schakelaar op de I/O-module. Een speciaal geval bij de I/O-uitbreidingmodulen is
de "broadcast"- modus. In deze modus worden aan alle omvormers tegelijk de gegevens van de I/O-
uitbreidingmodule (analoge waarden, ingangen etc.) toegezonden. Via de parameterinstellingen in elke
individuele frequentieomvormer wordt vervolgens beslist welke van de ontvangen waarden worden
gebruikt. Voor meer details over de instellingen, zie de
Informatie
Men dient erop te letten dat elk adres slechts 1x wordt toegekend. Een dubbele toewijzing van adressen kan in
een op CAN gebaseerd netwerk foute interpretaties van de data en daarmee niet gedefinieerde activiteiten in
het systeem tot gevolg hebben.
Integratie van externe apparaten
De integratie van verdere apparaten in dit bussysteem is principieel mogelijk. Deze moeten het
CANopen-protocol en de Baudrate 250 kBaud ondersteunen. Voor een additionele CANopen master is
het adresbereik (node-ID) 1 t/m 4 gereserveerd. Aan alle andere deelnemers dienen adressen tussen
50 en 79 te worden toegewezen.
Voorbeeld adressering frequentieregelaar
Frequentie-omvormer
FO1
FO2
FO3
FO4
BU 0250 nl-3920
is
geen
adrestoewijzing
Adres
Node-ID
Frequentie-omvormer
32
34
36
38
noodzakelijk,
de
gegevensbladen
van de relevante modules.
Adressering
Node ID AG
33
35
37
39
8 Extra informatie
module
herkent
alle
195