Pulsfrequentie
P504
(Pulsfrequentie)
3.0 ... 3 ... 16.4 kHz
Met
vermogeneindstrappen worden gewijzigd. Een hoge ingesteld waarde leidt tot een geringer
{ 6.0 }
motorgeluid, tot een hogere EMC-straling en een verlaging van het mogelijke motorkoppel.
OPMERKING:
OPMERKING:
OPMERKING:
OPMERKING:
AANWIJZING:
BU 0250 nl-3920
deze
parameter
kan
Bij het gebruik van de standaardwaarde en rekening houdend met de
bedradingsrichtlijnen
radiostoringsonderdrukking
gehandhaafd.
Een verhoging van de pulsfrequentie leidt tot een reductie van de mogelijke
uitgangstroom in relatie tot de tijd (I
temperatuurwaarschuwingslimiet (C001) wordt bereikt, wordt de pulsfrequentie
geleidelijk verlaagd tot de standaardwaarde. Als de omvormertemperatuur weer
ver genoeg daalt, wordt de pulsfrequentie verhoogd naar de oorspronkelijke
waarde.
Instelling 16.1: Deze instelling activeert de automatische aanpassing van de
pulsfrequentie. De frequentieomvormer bepaalt continu de hoogst mogelijke
pulsfrequentie, rekening houdend met diverse invloedsfactoren zoals de
temperatuur van het koellichaam of een overstroomwaarschuwing.
Als de frequentieomvormer overbelast is, wordt de pulsfrequentie automatisch
verlaagd, afhankelijk van het niveau van de momentele overbelasting, om een
overstroomuitschakeling te voorkomen (zie ook P537).
Het gebruik van een sinusfilter vereist echter een constante pulsfrequentie op elk
moment, anders worden foutuitschakelingen "Module fout"(E4.0) in de hand
gewerkt.
De volgende instellingen worden gebruikt om de constante pulsfrequenties te
kiezen die voor dit doel vereist zijn:
Instelling 16.2: 6kHz
Instelling 16.3: 8kHz
Let op: Met deze instellingen kunnen kortsluitingen aan de uitgang, die al voor
de vrijgave bestaan, niet meer correct worden gedetecteerd.
Instelling 16.4: Automatische lastaanpassing
De pulsfrequentie wordt automatisch ingesteld en is afhankelijk van de belasting
tussen
een
maximumwaarde (laagste belastingsreserve).
Tijdens een acceleratiefase en bij een hoge vermogensbehoefte (≥ Nominaal
vermogen) wordt de minimumwaarde ingesteld. Bij een constant toerental en een
benodigd vermogen ≤ 80% van het nominale vermogen wordt de hoge
pulsfrequentie bereikt.
de
interne
pulsfrequentie
wordt
het
dat
voor
minimumwaarde
(hoogste
5 Parameter
S
voor
de
aansturing
best
mogelijke
niveau
het
apparaat
is
gespecificeerd,
2
t- karakteristiek). Wanneer de
belastingsreserve)
135
van
de
van
en
een