Omschakelfreq.
P331
(Omschakelfrequentie CFC open-loop)
(Aanduiding voorheen: "Omschakelfreq. PMSM")
5.0 ... 100,0 %
Definitie van de frequentie van waaruit het regelproces volgens (P300) wordt geactiveerd in het
encoderloze bedrijf van een PMSM (Permanent Magnet Synchronous Motor). 100 % komt overeen
{ 15,0 }
met de nominale motorfrequentie van (P201).
Deze parameter is alleen voor het regelproces "CFC open-loop" (P300, instelling "2") relevant.
Hyst. omsch. CFC o.l.
P332
(Hysterese omschakelfrequentie CFC open-loop)
(Aanduiding voorheen: "Hyst. omsch. PMSM")
0.1 ... 25,0 %
Verschil tussen de in- en uitschakelpunten om te voorkomen dat de regeling in de overgang van
encoderloos naar het in (P330) gedefinieerde regelproces (en omgekeerd) oscilleert.
{ 5,0 }
Fluxterugkop. fact.
P333
(Fluxterugkoppeling fact.)
(Aanduiding voorheen: „Fluxterugkop. fact. PMSM")
5 ... 400 %
Deze parameter is nodig voor de positiewaarnemer in de CFC-open-loopmodus. Hoe hoger de
waarde wordt geselecteerd, hoe lager de fluxfout van de waarnemer van de rotorpositie. Hogere
{ 25 }
waarden beperken echter ook de lagere grensfrequentie van de positiewaarnemer. Hoe hoger de
terugkoppelingsversterking is geselecteerd, hoe hoger ook de grensfrequentie en hoe hoger de
waarden in (P331) en (P332) moeten worden geselecteerd. Dit conflict van doelstellingen kan dus
niet voor beide optimaliseringsdoelstellingen tegelijk worden opgelost.
De standaardwaarde is zo gekozen dat deze normaal gesproken niet aangepast hoeft te worden
voor NORD IE4-motoren.
Encoder-offset PMSM
P334
(Encoder offset PMSM)
-0.500 ... 0500 rev
Voor de werking van PMSM (Permanent Magnet Synchron Motoren) is de evaluatie van het
nulspoor noodzakelijk. De nulimpuls wordt dan voor de synchronisatie van de rotorpositie gebruikt.
{ 0.000 }
De parameter (P330) moet op "0" of "1" worden ingesteld.
De in te stellen waarde voor de parameter (P334) (offset tussen nulimpuls en werkelijke rotorpositie
"nul") moet experimenteel worden bepaald of bij de motor worden bijgesloten.
Bij motoren, die door NORD worden geleverd, wordt meestal een sticker op de motor geplakt,
waarop de instelwaarde wordt aangegeven.
Als de gegevens van de motor in ° worden weergegeven, moeten ze worden omgerekend in toeren
(bijv. 90° = 0,250 omwentelingen per minuut).
Aanwijzing
BU 0250 nl-3920
-
Het nulspoor wordt aangesloten via digitale ingang 1.
-
Parameter P420 [-01] moet worden ingesteld op functie 43 "0-spoor HTL-encoder DI1" om
de impulsen van het nulspoor te evalueren.
5 Parameter
S
P
S
P
S
P
S
109