DRIVE
18) ALL. WATCHDOG
Deze test wordt zowel uitgevoerd tijdens de werking als tijdens de rustfase. Dit is een autodiagnosefunctie
binnen de logica.
Vervang de logica indien dit alarm optreedt.
19) VERKEERDE VERTREKSEQUENTIE
Een verkeerde vertreksequentie.
Mogelijke oorzaken:
a) de microschakelaars zijn geblokkeerd;
b) foutieve sequentie door de bediener;
c) foutieve bekabeling.
20) ALARM AV+IND GELIJKTIJDIG
Deze test wordt continu uitgevoerd. Het alarm verschijnt wanneer er gelijktijdig 2 verzoeken tot opstarting
werden gegeven.
Mogelijke oorzaken:
a) foutieve bekabeling;
b) microschakelaar voor start geblokkeerd;
c) verkeerde bewerking uitgevoerd door de gebruiker;
d) vervang de logica indien het defect blijft aanhouden.
21) POT. BUITEN RANGE TIJDENS RUSTFASE
Het alarm wijst er op dat de spanning op de versnellingsbak hoger is dan 1V.
Mogelijke oorzaken:
a) de bekabeling van de potentiometer is niet correct;
b) de potentiometer is defect.
22) NEGATIEVE POTENTIOMETER
Dit alarm verschijnt indien er een defect is aan de potentiometer of de bekabeling. (NPOT OF PPOT niet
bekabeld of bedrading onderbroken).
23) HANDREM INGESCHAKELD
Dit alarm verschijnt indien de bediener tracht te vertrekken met een ingeschakelde handrem. Indien het
alarm optreedt met een uitgeschakelde handrem moet de bekabeling worden gecontroleerd.
24) POT. BORSTELS NIET OK
Dit alarm verwijst naar de potentiometer van de borstels; treedt op wanneer er een waarde buiten range
wordt opgemeten. Controleer de aansluitingen van de potentiometer.
25) VLOTTER WATER
Dit alarm verwijst naar het waterpeil aangegeven door de vlotter. Indien het alarm optreedt wanneer het
niveau laag is moeten de aansluitingen worden gecontroleerd.
26,27) ACTUATOR BORSTELS EN/OF VLOERVEGER NIET OK
Alarmen die een anomalie signaleren van de UP/DOWN. Het type defect wordt gesignaleerd door de
UP/DOWN kaart door middel van een knipperend led.
66
A19.1830 - 10/2005 - 158969