8) I = 0 GEEN STROOM TIJDENS WERKING
Test uitgevoerd tijdens de werking. Controleert of de stroomsterkte hoger is dan de minimumwaarde. Zo
niet verschijnt er een alarm en worden de bewerkingen van de machine geblokkeerd.
Mogelijke oorzaken: de stroomsensor is stuk, vervang de logica.
9,10) KORTSLUITING VELD
Anomalie in de veldstroom.
Mogelijke oorzaken:
a) anomalie in de stroomtransductor;
b) bekabeling veld niet aangesloten;
c) defect in de krachteenheid van het veld.
11) STROOM BORSTELS HOOG
Dit is een alarm dat verwijst naar de stroomsterkte van de motor van de borstels. Verschijnt bij een hoge
stroomsterkte voor de motor van de borstels.
Mogelijke oorzaken:
a) motor van borstels geblokkeerd of in kortsluiting: het alarm verschijnt tijdens de werking;
b) mos van chopper van borstels in kortsluiting of terugkoppelingsbesturingslus naar µP defect: het alarm
verschijnt bij de opstarting of tijdens de rustfase.
In het geval b kan de installatie best vervangen worden.
12) STROOM BORSTELS LAAG
Dit is een alarm dat verwijst naar de stroomsterkte van de motor van de borstels. Verschijnt wanneer er,
met de chopper van de borstels in de toestand van totale geleiding, de µP geen stroom bemerkt in de
motor van de borstels.
Mogelijke oorzaken:
a) motor van de borstels niet aangesloten;
b) terugkoppelingsbesturingslus voor stroom defect. In dit geval kan de installatie best vervangen
worden.
13,14) DRIVER ALGEMENE AFSTANDSCHAKELAAR EN/OF KORTSLUITING
Dit alarm verschijnt wanneer er een fout is op de algemene afstandsschakelaar.
Mogelijke oorzaken:
a) kortsluiting spoel;
b) driver van algemene afstandschakelaar stuk;
c) logica defect.
15) ALGEMENE AFSTANDSSCHAKELAAR GEBLOKKEERD
Diagnose uitgevoerd bij opstarting om te controleren dat het contact van de algemene afstandschakelaar
niet geblokkeerd zit. Indien dit alarm optreedt moet het contact van de afstandschakelaar gecontroleerd
worden.
16) DRIVER SHORTED
Kortsluiting op de driver van de TG (algemene afstandsschakelaar). Indien dit alarm optreedt moeten de
aansluitingen van de spoel van de TG (algemene afstandsschakelaar) gecontroleerd worden; indien alles
correct blijkt te zijn moet de installatie vervangen worden.
17) FOUT EEPROM
Defect ter hoogte van de geheugenzone waar de instelbare parameters worden opgeslagen; dit alarm
verhindert de bewerkingen van de machine. Indien het defect aanhoudt wanneer de sleutel werd uit- en
terug aangeschakeld, moet de logica vervangen worden. Denk eraan dat na opheffi ng van het alarm de
voorheen opgeslagen parameters vervangen zijn door de defaultwaarden.
A19.1830 - 10/2005 - 158969
DRIVE
65