Advertenties
5
Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling in VFC-vectorregeling
5.4.2
Inbedrijfstelling synchrone motoren
44
Technische handleiding – MOVITRAC
WAARSCHUWING
Als de parameter
P-52
op "1" ("Auto-Tune") gezet is kan de motor automatisch aan-
lopen.
Dood of zwaar lichamelijk letsel
•
Raak de motoras niet aan
7. Indien nodig past u, voor de optimalisatie van het regelgedrag, de motorparame-
ters (P-53 – P-57) aan.
AANWIJZING
Het bedrijf van de encoderloze synchrone motoren moet door een testapplicatie ge-
controleerd worden. Een stabiel bedrijf in deze bedrijfsmodus kan niet voor alle appli-
catiegevallen worden gegarandeerd. Toepassing van de bedrijfsmodus is daarom
voor de eigen verantwoordelijkheid van de gebruiker.
AANWIJZING
Let bij het aansluiten op de nominale spanning van de motor.
1. Sluit de motor aan op de frequentieregelaar. Let bij het aansluiten op de nominale
spanning van de motor.
2. Voer de motorgegevens van het motortypeplaatje in:
•
P-07 = EMK → Bij synchrone motoren wordt niet de systeemspanning maar de
inductiespanning bij nominaal toerental in P-07 ingevoerd.
•
P-08 = nominale stroom van de motor
•
P-09 = nominale frequentie van de motor
•
P-10 = nominaal toerental van de motor
3. Stel de vectorregeling in:
•
P-14 = 101 (uitgebreid menu)
4. P-51
=
2,
3
of
parameterbeschrijving" (→ 2 73))
5. Stel het maximum en minimum toerental met P-01 en P-02 in.
6. Stel de acceleratie- en deceleratie-integratoren in met P-03 en P-04.
7. Start het automatisch uitmeten van de motor "Auto-Tune"
•
P-52 = 1 (start "Auto-Tune")
WAARSCHUWING
Als de parameter
P-52
op "1" ("Auto-Tune") gezet is kan de motor automatisch aan-
lopen.
Dood of zwaar lichamelijk letsel.
•
Raak de motoras niet aan.
®
LTE-B+
4,
afhankelijk
van
het
motortype
(zie
"Uitgebreide
Advertenties
