Advertenties
212
Rijden en bedienen
Waarschuwing
(Vervolg)
te werken als de detectie-
sensor niet gereinigd is of
bedekt is met sneeuw, ijs,
modder of vuil;
te werken als de detectie-
sensor is afgedekt, bijvoor-
beeld met een sticker,
magneet of metalen plaat;
te werken als de omgeving
van de detectiesensor is
beschadigd of niet op de
juiste wijze is gerepareerd.
Blijf tijdens het rijden altijd oplet-
tend en zorg dat u altijd tijdig kunt
reageren om de remmen te
bedienen en/of een uitwijkma-
noeuvre uit te voeren om een
botsing te voorkomen.
Geluidssignalen
Bepaalde bestuurdersondersteu-
ningssystemen waarschuwen de
bestuurder voor obstakels middels
geluidssignalen. Zie Comfort and
Convenience (comfortfuncties)
onder Personalisering voertuig
0 142 voor aanpassing van het
volume van dit waarschuwings-
signaal.
Ondersteuningssystemen
bij parkeren of achteruit-
rijden
Als de auto is uitgerust met een
achteruitkijkcamera (RVC), parkeer-
hulp achter (FRPA) en waarschu-
wingsfunctie voor kruisend verkeer
achter (RCTA), helpen deze functies
de bestuurder bij parkeren of
vermijden van obstakels. Controleer
bij het parkeren of achteruitrijden
altijd de directe omgeving rondom
de auto.
Achteruitrijcamera (RVC)
Wanneer u de stand R (achteruit)
inschakelt, geeft RVC op het display
van de middenconsole het gebied
achter de auto weer. Het vorige
scherm verschijnt na een korte
vertraging bij het uitschakelen van R
(achteruit). Om sneller terug te gaan
naar het vorige scherm, drukt u op
een knop op het infotainmentsys-
teem, schakelt u naar de stand P
(Parkeren) of gaat u rijden met een
snelheid van minimaal 8 km/h
(5 mph).
Raak MENU aan om de helderheid
van het display aan te passen terwijl
u het beeld van de achteruitkijkca-
mera bekijkt.
1. Door de camera waarge-
nomen zicht
Advertenties
