Houd een grotere afstand tot
voorgangers en pas op voor
plaatselijke gladheid. Op schone
wegen kunnen in de schaduw
nog bevroren plekken
voorkomen. Het wegdek in een
bocht of viaduct kan nog
bevroren zijn terwijl de rest van
de weg al goed begaanbaar is.
Vermijd plotselinge stuurbewe-
gingen en remmanoeuvres op
bevroren wegdek.
Schakel de cruisecontrol uit.
Problemen in sneeuwstorm
Stop de auto op een veilige plaats
en geef alarmsignalen voor hulp.
Blijf bij de auto, tenzij hulp nabij is.
Volg de volgende aanwijzingen op
om hulp in te roepen en de veilig-
heid van de inzittenden te
waarborgen:
Schakel de alarmknipper-
lichten in.
Bind een rode doek aan een
buitenspiegel.
Waarschuwing
Sneeuw kan de motoruitlaat
onder de auto afsluiten. Hierdoor
kunnen uitlaatgassen binnen-
dringen. De uitlaatgassen
bevatten koolmonoxide (CO) dat
reukloos en onzichtbaar is. Het
kan bewusteloosheid veroorzaken
en zelfs dodelijk zijn.
Als de auto vastzit in sneeuw:
Ontdoe de onderkant van
de auto van sneeuw, houd
de uitlaatpijp in het
bijzonder vrij.
Open aan de luwe zijde van
de auto een ruit zo'n 5 cm
(2 inch) om verse lucht
binnen te laten.
Open de luchtuitlaten op of
onder het instrumenten-
paneel.
Stel de klimaatregeling zo in
dat de lucht in de auto circu-
leert en stel de aanjager-
Rijden en bedienen
Waarschuwing
snelheid in op de hoogste
stand. Zie Klimaatregelsys-
temen .
Zie voor meer informatie over CO
motoruitlaat 0 190.
Om brandstof te besparen kunt u de
motor telkens korte tijd laten draaien
om de auto op te warmen en onder-
tussen de geopende ruit een stukje
dichtdoen. Beweging helpt ook om
warm te blijven.
Als het lang duurt voordat hulp
arriveert, kunt u terwijl de motor
draait het gaspedaal iets intrappen,
zodat deze iets sneller draait dan
stationair. Hierdoor blijft de accu
geladen, zodat u de auto opnieuw
kunt starten en kunt seinen met de
koplampen. Maar geef niet te veel
gas om brandstof te besparen.
(Vervolg)
179
(Vervolg)