Bij het loslaten keert de hendel weer
in de uitgangsstand terug.
Als het pijltje bij het nemen van een
bocht of het wisselen van rijbaan
snel knippert of niet brandt, is er
wellicht een richtingaanwijzerlamp
doorgebrand.
Laat kapotte lampen vervangen.
Controleer de zekering als een lamp
niet doorgebrand is. Zie Elektrisch
systeem overbelast 0 251.
Mistlampen
De knop voor het mistachterlicht zit
op de richtingaanwijzerhendel.
Het contact en de koplampen
moeten zijn ingeschakeld, anders
werken de mistachterlichten niet.
s
: Draai de mistachterlichtschake-
s
laar op de hendel naar
hem los om het mistachterlicht in of
uit te schakelen. De schakelaar
keert terug naar de uitgangsstand.
Parkeerlichten
Eenzijdige parkeerlichten
Wanneer de auto wordt uitgezet, zet
u de richtingaanwijzerhendel naar
links of rechts om de parkeerlichten
aan de betreffende zijde te doen
branden. Er klinkt een geluidssig-
naal en het betreffende richtingaan-
wijzerlampje op het
instrumentenpaneel licht kort op. De
linker of rechter richtingaanwijzers
blijven branden totdat de auto weer
wordt aangezet of tot de
richtingaanwijzerhendel terug in de
neutrale positie wordt gezet.
Interieurverlichting
en laat
Instrumentenpaneelver-
lichting, regeling
De knop voor deze functie zit links
op het instrumentenpaneel.
Zet de instrumentenpaneelverlich-
ting 's avonds helderder of
donkerder door de knop rechtsom
resp. linksom te draaien. Schakel de
interieurverlichting in door de knop
geheel rechtsom te draaien.
Verlichting
155