Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

4.4

Voorbereidingen

Belangrijke aanwijzingen voor inbedrijfstelling van het voertuig
Vereisten en aanwijzingen voor het bedienende personeel
BA ET18, 20, 24 nl * 1.5 * et18_20_24i400.fm
Voor de inbedrijfstelling van het voertuig dient een visuele controle plaats
te vinden, om te verzekeren dat:
- geen lekken aanwezig zijn.
- geen onderdelen beschadigd of los zijn.
- zich personen, voorwerpen
- noch andere gevarenbronnen om het voertuig heen bevinden.
De bediener moet zich voor de inbedrijfstelling van het voertuig vertrouwd
maken met de positie van de verschillende besturingen en instrumenten,
en die onthouden.
Het voertuig mag alleen vanaf de bestuurdersstoel en met
veiligheidsgordel omgedaan worden bediend.
Voordat de bestuurder het voertuig voor het eerst gebruikt voor
werkzaamheden, wordt aanbevolen het eerst te bedienen op een groot
terrein dat geen hindernissen bevat.
Bij gebruik van het voertuig constant letten op de omgeving, om potentiële
gevaren op tijd te herkennen.
Voor elke inzet van het voertuig, voor het begin van het werk of bij het
veranderen van bestuurder moet gewaarborgd zijn dat alle visuele
hulpmiddelen (spiegels) correct functioneren, schoon zijn en ingesteld zijn
volgens de aanwijzingen in deze handleiding. Plaatselijke voorschriften
moeten door de exploitant in acht worden genomen.
Functiecontrole stuurhendelarmsteun uitvoeren.
Functiecontrole uitvoeren van het overbelastingsalarm (optie).
Er mogen geen veranderingen / modificaties worden uitgevoerd, die tot
beperkt zicht leiden. Anders vervalt de conformiteit en vergunning.
Gebruik het voertuig niet in radioactief, biologisch of chemisch besmette
gebieden.
Verder moeten de veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk 2.4 in acht
genomen en nageleefd worden.
Deze en alle met het voertuig meegeleverde gebruiksaanwijzingen
moeten gelezen, begrepen en opgevolgd worden.
Het voertuig mag alleen in bedrijf worden genomen door geïnstrueerde en
gemachtigde personen. Zie hoofdstuk Veiligheid punt 2.3.
De bestuurder moet de vereisten en risico's op de werkplaats kennen en
er rekening mee houden.
Dagelijks onderhoud volgens het smeer- en onderhoudsschema uitvoeren
(zie hoofdstuk Onderhoud punt 7.2)
Stap in en uit met het gezicht naar het voertuig toe.
Treden en handgrepen in goede staat houden. Verontreinigingen door
olie, vet, vuil, sneeuw en ijs onmiddellijk verwijderen.
Bij het in- en uitstappen enkel de voorgeschreven opstapjes gebruiken.
Klim nooit op een rijdend voertuig en spring er niet van af.
Ingebruikneming
4
4-35

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave