2.3
Gedragsmaatregelen
Voorwaarden voor het gebruik
BA ET18, 20, 24 nl * 1.5 * Sicherheit_12072013.fm
•
Het voertuig is uitgerust met de allernieuwste techniek en gebouwd
volgens de erkende veiligheidstechnische regels.
Toch kan bij het gebruik van het voertuig gevaar voor de bestuurder of
derden resp. schade aan het voertuig ontstaan.
•
Deze handleiding op de daarvoor bestemde plaats in of bij het voertuig
bewaren. Een beschadigde of niet meer leesbare handleiding en
eventuele aanvullingen direct vervangen.
•
Het voertuig alleen volgens de bepalingen onder inachtneming van
deze handleiding bedienen.
•
Bestuurder en eigenaar zijn verplicht, geen beschadigd of defect
voertuig in bedrijf te stellen of te bedienen.
- Als er tijdens het bedrijf een fout of schade optreedt, het voertuig
onmiddellijk buiten bedrijf stellen en beveiligen tegen opnieuw in
bedrijf stellen.
- Alle storingen, die de veiligheid van bestuurder of derden in gevaar
brengen, direct door een geautoriseerde vakwerkplaats laten
verhelpen.
•
Voertuig na een ongeval niet gebruiken of bedienen maar door een
geautoriseerde vakwerkplaats op schade laten onderzoeken.
- Veiligheidsgordel na een ongeval door een geautoriseerde vakwerk-
plaats laten vervangen, ook als er geen zichtbare schade is.
- Cabine en veiligheidsopbouw
•
Opstaphulpen (bijv. grepen, treden, leuningen) vrij houden van vuil,
sneeuw en ijs.
•
De eigenaar is ervoor verantwoordelijk, dat het bedienende en onder-
houdspersoneel zich overeenkomstig houdt aan de eisen voor het
dragen van beschermkleding en veiligheidsuitrusting.
Veiligheid
2
2-3