4 Ingebruikneming
De motor starten
1
0
P
afb.107Contactslot
29
afb.108Signaleringselement
4-40
AANWIJZING
Om schade aan de startmotor te vermijden:
► Motor na het uitzetten niet meteen weer starten.
► Na het uitzetten van de motor minstens 10 seconden wachten.
AANWIJZING
Bij te lang gebruik van de voorgloei-installatie kan de voorverwarmer
worden beschadigd.
► Motor nooit langer dan 3 - 5 seconden voorgloeien.
1. Contactsleutel insteken.
2. Contactsleutel in stand 1 draaien.
2
3. Alle controlelampjes gaan gedurende 2 seconden branden.
➥ Defect controlelampje direct (laten) vervangen.
3
4. Contactsleutel in stand 2 draaien en in die positie houden, tot het
controlelampje 31 Voorgloeien dooft.
➥ Controlelampje 29 Laadcontrole gaat aan.
➥ Controlelampje 30 Motoroliedruk gaat aan.
5. Contactsleutel in stand 3 draaien en in deze stand houden, tot de
motor loopt.
➥ Alle controlelampjes gaan uit.
➥ Springt de motor na 10 seconden niet aan:
➥ Het starten onderbreken en na ca. 1 minuut herhalen.
30
31
➥ Als de motor na de tweede startpoging nog steeds niet aanspringt:
contact opnemen met een geautoriseerde vakwerkplaats voor
storingsanalyse.
6. Zodra de motor loopt:
7. Contactsleutel loslaten zodra de motor draait.
Informatie
De motor kan alleen worden gestart als de tweede stuurhendel omhoog is
geklapt.
Motor laten warmdraaien
Na het starten de motor bij iets verhoogd stationair toerental laten
warmlopen, totdat die zijn bedrijfstemperatuur van 82°C (180°F)
(koelwater) heeft bereikt.
Voertuig bij laag motortoerental en kleine belasting warm laten lopen; niet
bij stilstand warm laten lopen.
Tijdens de warmloopfase erop letten of zich ongewone geluiden,
verkleuring van uitlaatgassen, lekken of beschadigingen voordoen. Indien
storingen, schade of lekken aanwezig zijn, het voertuig beveiligen,
uitzetten en de oorzaak ervan bepalen resp. verhelpen.
BA ET18, 20, 24 nl * 1.5 * et18_20_24i400.fm