Gasleidingen aansluiten
Gasleidingen aansluiten
Uitlaatgassen afvoeren
Zorg voor het spoelen van de meetgasleiding
Installeer de debietmeter in de referentiegasleiding
Limas21 HW: Speciale aanwijzingen voor het aansluiten van de gasleidingen
AO2000 CONTINUE GASANALYSATORS
OPGEPAST
De buizen en hulpstukken moeten schoon zijn en vrij van materiaalresten (bijv.
van bewerkingen)! Onzuiverheden kunnen in de analysator terechtkomen en
deze beschadigen en ze kunnen het meetresultaat beïnvloeden!
LET OP
De installatie van de gasaansluitingen wordt beschreven in paragraaf
"Gasaansluitingen installeren" (zie pagina 72).
Neem de montagehandleiding van de fabrikant van de armaturen in acht!
Houd met name de schroeffittingen (gasaansluitingen) op hun plaats bij het
aansluiten van de gasleidingen!
Volg bij het leggen en aansluiten van de gasleidingen de
installatie-instructies van de leidingfabrikanten!
Als er roestvrijstalen gasleidingen op de analysatormodules worden
aangesloten, moeten deze worden aangesloten op de
equipotentiaalvereffening aan de bouwzijde.
Sluit niet meer dan drie analysatormodules in serie aan!
Gebruik gasleidingen van materiaal dat is aangepast aan de meettaak en
sluit deze aan op de geïnstalleerde gasaansluitingen.
Uitlaatgassen moeten in de atmosfeer of in een uitlaatpijp worden geloosd
via de kortst mogelijke pijp met een grote vrije breedte. Zorg dat
uitlaatgassen niet via gasleidingen of afsluitventielen worden afgevoerd!
LET OP
Corrosieve, giftige of brandbare uitlaatgassen moeten volgens de
voorschriften worden afgevoerd!
Installeer een afsluitventiel in de meetgasleiding (absoluut aanbevolen voor
meetgas onder druk) en creëer de mogelijkheid om een inert gas, bijv. stikstof, aan
te sluiten vanaf het bemonsteringspunt om de meetgasleiding door te spoelen.
Voor de analysatormodules Caldos25 en Uras26 in de versies met stromend
referentiegas, installeer een debietmeter met naaldventiel in de
meetgasleiding en in de referentiegasleiding om het debiet op de optimale
waarde in beide leidingen te kunnen instellen.
Leg de verwarmde meetgasleiding zonder mechanische spanning aan en
sluit deze aan op de meetgasingang.
Isoleer de verbinding tussen de meetgasleiding en de gasanalysator om
de vorming van koudebruggen te voorkomen.
Zorg ervoor dat er geen meetgas door de meetgasleiding kan stromen
voordat de temperatuur op het instelpunt van 180 °C is gestabiliseerd!
Leg de meetgasuitgangleiding in een dalende positie, zodat het
eventuele condensaat kan afvloeien.
|
CI/AO2000-NL REV. C
91