56
Testgassen
Druksensor
Gasaansluitingen
AO2000 CONTINUE GASANALYSATORS
De analysatormodule is geschikt voor het meten van brandbare gassen en
dampen onder atmosferische omstandigheden (p
zuurstofgehalte ≤ 21 Vol.-%). Temperatuurklasse: T4.
Het meetgas mag tijdens normaal bedrijf niet explosief zijn; als het explosief
is in het geval van storingen in de meetgasvoorziening, dan is dat slechts
zelden en voor korte tijd (overeenkomend met zone 2).
Druk in het meetgastraject bij normaal bedrijf p
de meetgasvoorziening mag de druk niet hoger zijn dan de maximumwaarde
van p
= 500 hPa.
e
Bij het meten van brandbare gassen en dampen moet de behuizing worden
gespoeld met stikstof. Vlamdovers kunnen als optie worden gebruikt (met
uitzondering van de versie 'Safety Concept', zie pagina 15). Drukval bij de
vlamdovers ca. 40 hPa bij een meetgasstroom van 50 l/u. Vlamdovers:
roestvrij staal 1.4571.
Voor het gebruik van de analysatormodule moet de corrosiebestendigheid
van het bestaande meetgas worden gecontroleerd.
Nulpuntkalibratie
Zuurstofvrij bedrijfsgas of stikstof
Eindpuntkalibratie
Bedrijfsgas met bekende zuurstofconcentratie of vervangingsgas, bijv.
gedroogde lucht
Magnos206 met onderdrukt meetbereik
Testgas met zuurstofconcentratie in het gekozen meetbereik
Magnos206 met eenpuntskalibratie
Testgas met zuurstofconcentratie in een bestaand meetbereik of stikstof of
omgevingslucht. Zelfde vochtgehalte als procesgas.
OPGEPAST
Bij het meten van brandbare gassen mag geen lucht als testgas voor de
eenpuntskalibratie worden gebruikt om de vorming van explosieve
gasmengsels te voorkomen!
Dauwpunt
Het dauwpunt van de testgassen moet ongeveer gelijk zijn aan het
dauwpunt van het meetgas.
LET OP
Neem de instructies voor het kalibreren in acht.
De druksensor is als optie in de gasanalysator ingebouwd (zie pagina 34). Hij
wordt via een FPM-slang op een aansluitbus aangesloten.
Voor metingen in onderdrukte meetbereiken moet de aansluiting van de druksensor
en de meetgasuitgang via een T-stuk en korte leidingen worden aangesloten.
Er moet in het bijzonder op worden gelet dat de uitlaatpijp zo kort mogelijk is of,
indien deze langer is, een voldoende grote binnendiameter (ten minste 10 mm)
heeft.
Zie paragraaf "Magnos206: Gasaansluitingen" (zie pagina 83)
|
CI/AO2000-NL REV. C
≤ 1,1 bar,
abs
≤ 100 hPa; bij storingen in
e