124
AO2000 CONTINUE GASANALYSATORS
kiezen van het menu-item en dan ca. elke 10 s geactualiseerd. De
drukregeling loopt op de achtergrond door. Afhankelijk van de instelling
van de toevoerdruk kan het instellen van de druk enige tijd duren.
Als de gebruiker langer dan vijf minuten geen toets indrukt in de
menumodus, schakelt de gasanalysator automatisch over naar de
meetmodus om de meetwaarden weer te geven.
6
Tijdens de opwarmfase zijn de volgende statusmeldingen aanwezig:
"Werktemperatuur": De temperatuur van de detector heeft de
drempelwaarde nog niet bereikt.
"Vlamfout": De vlam is nog niet ontstoken.
"Temperatuurgrenswaarde 1, 2": De temperatuur van de detector
(T-Re.D) en, indien van toepassing, de verwarmde meetgasaansluiting
(T-Re.E) is hoger of lager dan de boven- of ondergrenswaarde 1 (2).
"Druk-grenswaarde 1, 2": De druk op een van de interne drukregelaars
voor instrumentlucht (ingang, uitgang), verbrandingslucht (lucht) of
brandstofgas (H2) over- of onderschrijdt de bovenste resp. onderste
grenswaarde 1 (2).
7
Zodra de temperatuur van de detector van de drempelwaarde (150 °C)
heeft bereikt, schakelt het bijbehorende magneetventiel in de
analysatormodule automatisch de instrumentlucht in. De
onderdrukregeling en de verbrandingsluchtregeling proberen de druk op
de betreffende gewenste waarde in te stellen.
Met het inschakelen van de instrumentlucht begint het meetgas door de
analysator te stromen.
8
Nadat de drukwaarden zich op de betreffende gewenste waarde hebben
ingesteld schakelt het bijbehorende magneetventiel in de
analysatormodule automatisch het brandstofgas in. De
brandstofgasregeling probeert de druk op de gewenste waarde in te
stellen.
Variabelen van de interne drukregelaars aanpassen
Als de analysatormodule niet automatisch opstart met de in de
apparaatpas aangegeven drukwaarden, moeten de variabelen van de
interne drukregelaars worden aangepast. Als de variabelen van de
interne drukregelaars afwijken, moet de voordruk van de
instrumentlucht, de verbrandingslucht en het brandstofgas worden
aangepast.
9
Instrumentlucht: Met de externe drukregelaar kan de regeling voor de
uitgang op ca. 60 % (max. 0 %) instellen.
Regeling te groot Druk verminderen.
Regeling te klein Druk verminderen.
(De regeling voor Ingang is afhankelijk van de meetgasstroom).
10 Verbrandingslucht: Met de externe drukregelaar de regeling voor de
lucht op ca. 55 % (max. 60 %) instellen.
Regeling te groot Druk verhogen.
Regeling te klein Druk verhogen.
11 Brandstofgas: Met de externe drukregelaar de regeling voor de H2 op
ca. 42 % (max. 52 %) instellen.
Regeling te groot Druk verhogen.
Regeling te klein Druk verhogen.
|
CI/AO2000-NL REV. C