Behuizingspoeling
Wanneer is een behuizingspoeling nodig?
Voorwaarde voor de behuizingspoeling
Analysatormodules Caldos25, Caldos27, Magnos206, Magnos28, Magnos27
Analysatormodules Limas11 IR, Limas21 UV, Limas21 HW, Uras26, ZO23
Analysatormodules Fidas24, Fidas24 NMHC
AO2000 CONTINUE GASANALYSATORS
De behuizingspoeling is nodig als het meetgas brandbare, corrosieve of
giftige componenten bevat.
Behuizingspoeling is mogelijk als de systeembehuizing de
beschermingsklasse IP54 (met aansluitkast) of IP65 (zonder
voedingseenheid) heeft. De spoelgasaansluitstukken (⅛-NPT binnendraad)
worden in de fabriek gemonteerd.
Voor gasanalysators met de analysatormodules Caldos25, Caldos27,
Magnos206, Magnos28 en Magnos27 zijn de centrale eenheid en de
analysator van elkaar gescheiden. Zo kunnen de centrale eenheid en de
analysator afzonderlijk (parallel) of samen (in serie) worden gespoeld.
Voor gasanalysators met de analysatormodules Limas11 IR, Limas21 UV,
Limas21 HW, Uras26 en ZO23 zijn de centrale eenheid en de analysator niet
gasdicht van elkaar gescheiden. Daarom kunnen ze alleen samen worden
gespoeld. Als een aparte spoeling van de centrale eenheid en de analysator
nodig is, moet de analysatormodule worden geïnstalleerd in een aparte
systeembehuizing met een IP54-ontwerp.
Voor gasanalysators met de analysatormodules Fidas24 en Fidas24 NMHC
wordt de behuizingspoeling zo gerealiseerd dat een deel van de (ca. 600...
700 l/u) instrumentlucht als spoellucht continu door de behuizing wordt
gevoerd . Dit zorgt ervoor dat in het geval van een lek in het
brandstofgastraject, er geen ontvlambaar mengsel kan ontstaan in de
behuizing.
De behuizingspoeling is altijd actief als er perslucht is aangesloten, dus ook
als het instrumentluchtventiel gesloten is.
LET OP
De analysatormodules Fidas24 en Fidas24 NMHC mogen vanwege de
verschillende eisen niet in serie worden gespoeld met de analysatormodules
Caldos25, Caldos27, Limas11 IR, Limas21 UV,
Limas21 HW, Magnos206, Magnos28, Magnos27, Uras26 en ZO23.
|
CI/AO2000-NL REV. C
35