108
Standaard terminalaansluitingen
Grondbeginselen
Profibus, modbus
Analoge uitgangen
Grenswaarden
AO2000 CONTINUE GASANALYSATORS
De klemaansluitingen zijn als volgt toegewezen
in de volgorde van de geregistreerde analysatormodules en
binnen een analysatormodule in de volgorde van de meetcomponenten.
De volgorde van de analysatormodules en de meetcomponenten wordt
zowel in de apparaatpas als op het typeplaatje gedocumenteerd. Beginnend
met analysatormodule 1 en meetcomponent 1 worden de in- en
uitgangsfuncties achtereenvolgens verdeeld over de beschikbare vrije
aansluitingen van de I/O-modules (insteekplaatsen –X20...–X29).
De insteekplaats van de optionele profibus-module (zie pagina 102) is altijd
–X20. De insteekplaats van de optionele modbus-module (zie pagina 103) is
–X20 of bij een aanwezige profibus-module –X22.
Analoge uitgangen zijn beschikbaar op de 2-voudige analoge
uitgangsmodule of de 4-voudige analoge uitgangsmodule (zie pagina 104).
Voor elk meetcomponent wordt een analoge uitgang toegewezen in de
volgorde van de meetcomponenten.
Grenswaarden zijn beschikbaar op de digitale I/O-module (zie pagina 106)
met de standaard functiebloktoepassing "Statussignalen/ext. kalibratie"
(als de gasanalysator tijdens de installatie van een analysatormodule is
ingesteld op de som-status) of op de digitale I/O-module met de standaard
functiebloktoepassing "grenswaarden". Voor elke meetcomponent wordt
een grenswaarde toegekend in de volgorde van de meetcomponenten.
|
CI/AO2000-NL REV. C