ALGEMENE AANWIJZINGEN
– Als een lampje niet brandt, controleer
dan eerst of de zekering niet doorgebrand
is, voordat u de lamp vervangt.
– Zie voor de plaats van de zekeringen
de paragraaf "Een doorgebrande zeke-
ring" in dit hoofdstuk.
– Controleer, voordat u een defecte
lamp vervangt, of de contacten niet zijn
geoxideerd.
– Vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en vermo-
gen.
– Als u een gloeilamp in de koplamp
hebt vervangen, controleer dan om veilig-
heidsredenen altijd of de afstelling nog
goed is.
186
TYPEN GLOEILAMPEN
(fig. 20)
Op de auto zijn verschillende typen gloei-
lampen gemonteerd:
A.
Glasfittinglampen
Deze zijn voorzien van een klemfit-
ting. Verwijder de lamp door hem
uit de houder te trekken.
B.
Gloeilampen met bajonetfit-
ting
Verwijder de lamp uit de houder
door hem iets in te drukken en
linksom te draaien.
C.
Buislampen
Verwijder de lamp door hem uit de
veercontacten los te maken.
D.
Halogeenlampen
Verwijder de lamp door de borgveer
los te haken.
fig. 20
A0B0233b