– Draai de wielbouten van het te ver-
wisselen wiel (A-fig. 3 ) ongeveer één
slag los.
– Verwijder het kapje A-fig. 4 op de
zijskirt, zoals aangegeven in de afbeel-
ding.
– Plaats de krik onder de auto, dichtbij
het te verwisselen wiel.
– Draai met behulp van slinger (A-fig.
5) de krik omhoog, zodat de inkeping
(B-fig. 6) aan de bovenzijde van de krik
om het profiel onder de carrosserie (C-
fig. 6 ) valt op ongeveer 40 cm van de
wielkuip.
178
fig. 3
– Draai de slinger en krik de auto op,
totdat het wiel enkele centimeters los van
de grond is.
– Draai de wielbouten (A-fig. 3 )
helemaal los en trek het wiel los.
– Zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het reservewiel
schoon zijn en geen onzuiverheden bevat-
ten, omdat hierdoor na verloop van tijd de
wielbouten kunnen loslopen.
A0B0315b
fig. 4
– Monteer het reservewiel, waarbij één
van de gaten (A-fig. 7) over de pen (B-
fig. 7) moet vallen.
– Neem de bouten en de sleutel voor
het monteren van het reservewiel uit het
zakje in reservewielbak.
BELANGRIJK Draai de vijf wielbouten
die specifiek voor het reservewiel zijn,
handvast.
– Laat de auto zakken en verwijder de
krik.
A0B0316b
fig. 5
A0B0317b